22/01/15

Wijziging van het Bodemdecreet: wat is er veranderd op 1 januari 2015?

Wijziging van het Bodemdecreet: wat is er veranderd op 1 januari 2015?

Niet alleen is 2015 het Internationaal jaar van de Bodem (www.bodembewust.be) en viert het Vlaamse Bodemdecreet zijn 20ste verjaardag, maar met ingang van 1 januari 2015 werden ook een aantal aanpassingen aan het Bodemdecreet doorgevoerd. We staan even stil bij de belangrijkste wijzigingen.


1. Wijziging overdrachtsprocedure voor risicogronden

  • Een overdracht van een risicogrond moet niet meer gemeld worden aan de OVAM.

    Let wel, de overdrager moet wel nog steeds voorafgaandelijk een oriënterend bodemonderzoek uitvoeren en overmaken aan de OVAM en desgevallend de verdere overdrachtsprocedure doorlopen alvorens de grond overgedragen kan worden.  
  • Er wordt ook geen aanmaning meer verstuurd aan de overdrager om deze te wijzen op zijn verplichting om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren, dan wel om een conform bodemsaneringsproject, een verbintenis tot uitvoering van de bodemsaneringswerken en een financiële zekerheid voor te leggen. Deze verplichtingen vloeien nu rechtstreeks voort uit het Bodemdecreet (= zelfstandige saneringsplicht). 


2. Versoepeling vrijstelling van de saneringsplicht

  • Het Bodemdecreet voorziet nu in de mogelijkheid van een opdeling van de (vrijstelling van de) saneringsplicht in de tijd.

    De vroegere  regeling in het Bodemdecreet waarbij de saneringsplichtige persoon (volgens de cascaderegeling eerst de exploitant, dan de gebruiker en tot slot de eigenaar) saneringsplichtig is voor de volledige bodemverontreiniging - ook al voldoet hij voor een deel van die bodemverontreiniging aan de vrijstellingsvoorwaarden om als ‘onschuldig bezitter/eigenaar’ beschouwd te worden -, vormde reeds lang een bron van ergernis omwille van de onbillijkheid die dit met zich teweeg bracht.

Hoewel de OVAM in het verleden een bepaalde periode vrijstellingsbeslissingen heeft afgeleverd waarbij de vrijstelling van de saneringsplicht in de tijd werd opgesplitst, kwam hieraan onder meer door het arrest van 13 september 2012 van de Raad van State (nr. 220.587) een einde. In dit arrest werd immers geoordeeld dat:

“(…) zelfs indien de exploitant de verontreiniging slechts gedeeltelijk heeft veroorzaakt of indien het grootste deel van de verontreiniging is ontstaan voordat de exploitant de grond in exploitatie nam, hem geen vrijstelling van de saneringsplicht kan worden verleend.”

Sinds 1 januari 2015 kan een saneringsplichtige persoon voor een deel van de bodemverontreiniging (nl. het deel van de bodemverontreiniging dat tot stand gekomen is voordat hij exploitant, gebruiker of eigenaar was) vrijstelling van de saneringsplicht verkrijgen. Voor dit deel wordt de volgende in rij saneringsplichtig, welke op zijn beurt eventueel voor vrijstelling in aanmerking komt. Indien voor een deel van de bodemverontreiniging alle saneringsplichtigen vrijgesteld worden, kan de OVAM ambtshalve saneren. Indien er voor een bodemverontreiniging meerdere saneringsplichtigen zijn en deze er onderling niet uit geraken, kan de bodemverontreiniging aangepakt worden via de regeling van de ‘vermengde bodemverontreiniging’ (zie verder).

  • De vrijstellingsvoorwaarde in het kader van nieuwe bodemverontreiniging – nl. dat er sinds 1 januari 1993 op de desbetreffende grond geen risico-inrichting gevestigd mocht zijn – is geschrapt.


Opmerking
: Gelet op deze wijzigingen kan het zijn dat u onder de nieuwe regeling in aanmerking komt voor een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van de saneringsplicht, waar dit niet het geval was onder de oude regeling! 

Het is dus niet omdat onder de oude regeling reeds tevergeefs vrijstelling geclaimd werd, dat uw dossier niet meer opnieuw door OVAM beoordeeld zou kunnen worden in het licht van de nieuwe regeling.

Marlex gaat graag de slaagkansen van een (nieuwe) vrijstellingsaanvraag voor u na en brengt het dossier desgevallend (opnieuw) onder de aandacht van de OVAM, zodat u alsnog (gedeeltelijk) vrijgesteld wordt van de saneringsplicht.

3. Specifieke regeling voor ‘vermengde’ bodemverontreiniging

Er is sprake van een 'vermengde bodemverontreiniging' wanneer:

  • verschillende personen als saneringsplichtige werden aangewezen en niet exact bepaald kan worden wie voor welk deel van de bodemverontreiniging saneringsplichtig is (zie boven); 
  • wel bepaald kan worden wie voor welk deel van de bodemverontreiniging saneringsplichtig is, maar het omwille van het BATNEEC-principe (‘best available techniques not entailling excessive costs’) niet mogelijk is om voor elk deel afzonderlijk een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering uit te voeren.

Dit instrument kan een oplossing bieden wanneer saneringsplichtigen onderling niet tot een akkoord komen. De OVAM zal de bodemverontreiniging dan formeel als een ‘vermengde bodemverontreiniging’ kunnen kwalificeren. Hierdoor komt er bij de saneringsplichtigen van rechtswege een (hoofdelijke) verplichting tot de gezamenlijke uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek en/of bodemsanering te liggen. De financiering ervan gebeurt volgens een verdeelsleutel die door de OVAM naar alle redelijkheid en op basis van de beschikbare gegevens wordt vastgesteld. Verdere criteria voor het bepalen van deze verdeelsleutel zullen desgevallend nog in het Vlarebo vastgelegd worden.


4. Bodemonderzoeksplicht bij aanwijzingen van een ernstige bodemverontreiniging

De saneringsplichtige van een grond is voortaan verplicht om een oriënterend bodemonderzoek uit te voeren als de OVAM van oordeel is dat er aanwijzingen zijn voor een ernstige bodemverontreiniging. 

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de OVAM reeds beschikt over beperkte bodemonderzoeksgegevens die wijzen op een potentieel ernstige bodemverontreiniging, maar ook wanneer zich nog geen decretaal onderzoeksmoment heeft aangediend (en dus nog geen onderzoeksgegevens beschikbaar zijn) maar de OVAM op basis van de historiek, de duur en de periode van de exploitatie vermoedt dat er een verhoogd risico op bodemverontreiniging is.

5. En wat werd er nog gewijzigd?

  • De melding- en onderzoeksplicht bij de onteigening van risicogronden werd geschrapt. 
  • De onderzoeksplicht bij de vereffening van een vennootschap die eigenaar is van een risicogrond, werd geschrapt. 
  • De specifieke regeling voor risicobeheer werd geschrapt aangezien de doelstellingen ervan gerealiseerd kunnen worden met een gefaseerde aanpak in een bodemsaneringsproject. 
  • De afleveringstermijn voor niet-dossiergebonden bodemattesten werd ingekort van 30 naar 14 dagen. 
  • De conformiteit van oriënterende bodemonderzoeken wordt door de OVAM voortaan beoordeeld binnen de 60 dagen, ook in het kader van een periodieke onderzoeksplicht. 

dotted_texture