De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft in een recent arrest[1] een weigeringsbeslissing tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de oprichting van een tweede inpandige exploitatiewoning vernietigd, een bijkomende inpandige exploitatiewoning mag eveneens 1000 m³ groot zijn.
De feiten
Een landbouwer wenste een vergunning te bekomen voor een tweede inpandige exploitatiewoning (met volume 687,93 m³) naast een bestaande vrijstaande bedrijfswoning (met volume 1.316 m³).
Het project voorzag in interne aanpassingswerken aan een al opgerichte constructie in functie van een nieuwe inpandige bedrijfswoning (en dus niet in het uitbreiden van de bestaande vrijstaande bedrijfswoning aangezien het project niet op die bedrijfswoningaansloot).
De Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft er in haar arrest op gewezen dat de vergunningverlenende overheid de vergunning ten onrechte had geweigerd.
Art. 4.3.6 VCRO in een notendop…
De bepaling vervat in art. 4.3.6, eerste lid VCRO luidt als volgt:
“Voor het bouwen of uitbreiden van een bedrijfswoning bij een bedrijf in een daartoe geschikt bestemmingsgebied, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor een volume van ten hoogste 1.000 m³, of 1.250m³ in geval van bewoning door meer dan één met het bedrijf verbonden gezin.”
Het tweede lid van voormelde bepaling stelt:
“Een vergunning wordt geweigerd als de aanvraag betrekking heeft op het oprichten van een tweede of een bijkomende, vrijstaande bedrijfswoning bij eenzelfde bedrijf”.
Ingevolge deze bepaling is het mogelijk voor een landbouwer om één vrijstaandebedrijfswoning op te richten van ten hoogste 1.000 m³ (of 1.250 m³ in geval van bewoning door meer dan één met het bedrijf verbonden gezin). Als de landbouwer daarnaast nog één of meerdere bijkomende bedrijfswoningen wenst te voorzien, moet dit inpandig gebeuren of fysiek aansluitend bij de bestaande bedrijfsgebouwen. Een bijkomende vrijstaande woning is niet meer mogelijk.
Verduidelijking door de RvVb
De Raad overwoog in haar arrest aangaande de tweede inpandige exploitatiewoning het volgende:
“Het eerste lid blijft louter een volumeregel die de vergunningverlenende overheid in acht moet nemen bij het verlenen van een vergunning voor het bouwen of uitbreiden van een bedrijfswoning terwijl het tweede lid, met het ingevoegde verbod voor een tweede of bijkomende, vrijstaande bedrijfswoning bij eenzelfde bedrijf, een aanvulling op de bestemmingsvoorschriften inhoudt.
(…) naast de reeds bestaande bedrijfswoning, enkel nog een inpandige of aan de bedrijfsgebouwen fysiek aansluitende bedrijfswoning mogelijk is, (…) Op deze ‘daarnaast’ mogelijks op te richten bedrijfswoning is, overeenkomstig de toelichting ervan, geen sprake van een cumulatief toe te passen volumeregel, anders zou dit uitdrukkelijk zijn vermeld”.
De beslissing van zowel de Deputatie van de provincie Antwerpen als het Vlaams Gewest faalt in rechte door een omgevingsvergunning te weigeren voor een inpandige exploitantenwoning in de zin van artikel 11.4.1 van het Inrichtingsbesluit, omdat de bestaande vrijstaande bedrijfswoning reeds een volume had van 1.316 m³ terwijl het project voorzag in interne aanpassingswerken aan een al opgerichte constructie in functie van een nieuwe inpandige bedrijfswoning met een volume van minder dan 1.000 m³ (namelijk een volume van 687,93 m³).
Besluit
Een vergunning voor de bouw of uitbreiding van een bedrijfswoning zal worden geweigerd indien het maximaal wettelijk toegelaten volume zijnde, ten hoogste 1.000 m³ (of 1.250 m³ in geval van bewoning door meer dan één met het bedrijf verbonden gezin), wordt overschreden.
Een vergunning voor een tweede of bijkomende inpandige of een aan de bedrijfsgebouwen fysiek aansluitende bedrijfswoning zal niet worden geweigerd, om de loutere reden dat er een vrijstaand bijgebouw met een volume van 1.000 m³ of meer (in casu 1.316 m³) aanwezig zou zijn op het perceel. Voor een tweede of bijkomende inpandige bedrijfswoning of een aan de bedrijfsgebouwen fysiek aansluitende bedrijfswoning geldt immers geen cumulatief toe te passen volumeregel.
Het arrest neemt niet weg dat de adviespraktijk nog steeds strikt kan (zal?) blijven op andere beoordelingscriteria (vb vereiste tot dubbelvolwaardigheid, …). Het is echter in het licht van de rechtszekerheid toe te juichen dat de Raad alle twijfel heeft weggenomen omtrent het toegestane volume van een bijkomende exploitatiewoning.
Auteurs: Mrs. Cynthia Vandevyvere en Jens Joossens, GD&A Advocaten
____________________________
[1] RvVB, 2 juni 2022 met zaaknummer RvVb-A-2122-0782