Indien er blijvende geschillen tussen vennoten ontstaan kunnen één of meerdere vennoten het initiatief nemen om ofwel zelf uit de vennootschap te treden of om een andere vennoot uit te sluiten. Deze procedures trachten te verhinderen dat de werking van de vennootschap wordt lamgelegd.
Deze vergaande maartregel zal niet worden toegepast indien er andere minder drastische maatregelen voorhanden zijn zoals de verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering, herroeping of ontslag van bestuurders of zaakvoerders, aanstelling van een gerechtelijk deskundige, nietigverklaring van besluiten van vennootschapsorganen,...
Kleine aandeelhouders kunnen uit de vennootschap gesloten worden of zelf uit de vennootschap stappen door middel van “squeeze out” en “sell out”.
Deze vorderingen proberen te voorkomen dat de vennootschap moet overgaan tot gerechtelijke ontbinding.
- De vordering tot uitsluiting
Deze procedure laat toe om een vordering in te stellen tegen een andere medevennoot of meerdere vennoten om hen uit de vennootschap te weren om zo een gedwongen overdracht van aandelen tegen betaling te bekomen.
In de BVBA kunnen één of meer vennoten die gezamenlijk aandelen bezitten die 30 % vertegenwoordigen van de stemmen verbonden aan het geheel van de bestaande effecten, of aandelen waarvan de nominale waarde of de fractiewaarde 30 % van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigt, deze vordering instellen.
In de NV kunnen één of meer aandeelhouders die gezamenlijk effecten bezitten die 30 % vertegenwoordigen van de stemmen verbonden aan het geheel van de bestaande effecten, of 20 % indien de vennootschap effecten heeft uitgegeven die het kapitaal niet vertegenwoordigen, of aandelen waarvan de nominale waarde of de fractiewaarde 30 % van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigt, deze vordering instellen.
De eisers moeten gezamenlijk aan deze participatiedrempels voldoen.
Om deze vordering op te starten moet de eisende partij het bewijs leveren van “een gegronde reden”.
De invulling van dit begrip gebeurt door de rechtspraak, bijgevolg wordt er een ruime beoordelingsbevoegdheid aan de rechter gegeven. De rechter moet wel rekening houden met het belang van alle vennoten én de vennootschap met daaraan gekoppeld het voortbestaan van de vennootschap.
Het kan hier gaan om tekortkomingen van de verweerder, misbruik van recht, duurzaam en ernstige onenigheid tussen de aandeelhouders, enz.
De procedure begint door een vordering in te stellen tegen de aandeelhouders, de eiser moet deze hoedanigheid aantonen.
Ook de vennootschap moet in de procedure betrokken worden. Andere aandeelhouders hebben de mogelijkheid om vrijwillig tussen te komen in de procedure.
De procedure wordt gevoerd “zoals in kort geding” voor de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel. Deze rechter oordeelt ook meteen over de grond van de zaak.
De eiser moet de overdracht vorderen van alle aandelen en converteerbare effecten die in het bezit zijn van de verweerder en die recht geven op inschrijving of op omzetting van de vennootschap.
De wetgever voorziet een aantal bewarende maatregelen die het mogelijk moeten maken om een efficiënte veroordeling mogelijk te maken zoals het vervreemdingsverbod van de aandelen in kwestie en de rechten van de aandeelhouder/verweerder schorsen.
Als gevolg van het vonnis moet de rechter een prijs bepalen waartegen de eisers de aandelen moeten overnemen. Ook hier beschikt de rechter over een ruime beoordelingsmarge daar de wetgever geen enkele waarderingsmethodes heeft gegeven. Hij kan kijken naar de intrinsieke- of de beurswaarde van de vennootschap, of welke prijs een derde voor de aandelen wilt betalen, een deskundige aanstellen, enz. Meestal wordt er een deskundige aangesteld die de prijs moet bepalen.
Wanneer de effecten op naam zijn geldt het vonnis als titel en is de vennootschap gehouden om de overdracht in te schrijven in het aandelenregister.
Zijn het aandelen aan toonder dan wordt de gedwongen afgifte gevorderd desnoods in combinatie met een dwangsom.
De eigendom gaat tussen de partijen over ten gevolge van het vonnis.
De rechter bepaalt ook wanneer de aandelen moeten worden overgedragen en er betaalt moet worden.
De gedwongen overdracht van stemrecht is een gelijkaardige procedure.
- De vordering tot uittreding
Deze procedure laat aan een vennoot toe om zelf uit de vennootschap te treden. De eiser dwingt zo de andere medevennoten om zijn aandelen tegen betaling over te nemen.
Ook hier kan iedere vennoot (BVBA) en iedere aandeelhouder (NV) deze procedure instellen. In tegenstelling tot de procedure tot uitsluiting geldt hier geen drempelvereiste en kan de procedure wel ingeleid worden door de vennootschap zelf of haar dochtervennootschap.
Het bestaan van een “gegronde reden” moet eveneens bewezen worden. Hier dient de procedure eerder om de belangen van de verdrukte aandeelhouder te vrijwaren, wanneer deze door gedragingen van andere aandeelhouders in het gedrang komen, zodat niet meer in redelijkheid geëist kan worden dat hij/zij nog langer aandeelhouder blijft.
De redenen om deze procedure in te stellen liggen dus bij de eiser zelf en niet bij de vennootschap die in gevaar zou zijn. Het kan gaan om de tekortkomingen van de verweerder, de miskenning van een niet-concurrentiebeding, miskenning van de rechtmatige verwachtingen van een medevennoot, samenwerking tussen de vennoten is onmogelijk geworden, enzoverder…
De procedure en gevolgen zijn grotendeels dezelfde als de vordering tot uitsluiting.
- Squeeze-out
Een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die in het bezit is van 95 % van de effecten met stemrecht van een naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen heeft gedaan of doet, kan door middel van een openbaar bod tot uitkoop het geheel van de effecten met stemrecht of die toegang geven tot het stemrecht verwerven.
Gevolgen van de squeeze-out zijn dat de vennootschap niet langer valt onder de regelgeving die van toepassing is op publieke vennootschappen, de werkingskosten zullen verminderen, de vennootschap wordt gemakkelijker bestuurbaar en er kan echt gewerkt worden aan één groepbeleid,…
Om een geldig uitkoopbod te doen moet dit betrekking hebben op alle effecten met stemrecht die de beider nog niet in zijn bezit heeft, een gedeeltelijk bod is verboden.
Er is een drempelvereiste van 95 % voor de bieder.
De tegenprestatie moet bestaan uit een geldsom en deze middelen moeten beschikbaar zijn op ofwel een geblokkeerde rekening ofwel in de vorm van een onherroepelijk en onvoorwaardelijk krediet.
Eenmaal de bieder zijn bod bekend heeft gemaakt aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), krijgt dit een vast karakter en kan het niet meer ingetrokken worden. Het FSMA doet dan een eerste ontvankelijkheidonderzoek en publiceert het uitkoopbod.
De partijen bij een bod moeten zich onthouden van het bekendmaken van onjuiste of misleidende verklaringen of stuken die (on)rechtstreeks verband houden met het bod.
De houders van de effecten waarop het bod slaat, hebben 15 werkdagen na de openbaarmaking om aan de FSMA hun bezwaren en de waardering van hun effecten mee te delen. Daarna beschikt de FSMA over dezelfde termijn om zijn opmerkingen te formuleren.
Een uitkoopbod vereist een voorafgaande informatievertrekking. Ten eerste moet er een prospectus gepubliceerd worden, die de voorwaarden van het bod vermeld alsmede de nodige gegevens om de effectenhouders van de doelvennootschap in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de verrichting. In geval er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen moet de prospectus aangevuld worden. De prospectus wordt na goedkeuring door de FSMA gepubliceerd. De raad van bestuur maakt dan een memorie van antwoord op met het standpunt van de doelvennootschap over het bod. Na de goedkeuring van de memorie van antwoord volgt de aanvaardingsperiode van een bod, deze duurt niet minder dan 2 en niet langer dan 10 weken. 5 werkdagen na deze periode, publiceert de bieder de resultaten van het bod en hoeveel effecten hij na dit bod bezit, 10 dagen hierna zal de bieder de prijs moeten betalen.
Zelfs de effecten van de houders die niet gereageerd hebben worden van rechtswege geacht te zijn overgegaan naar de bieder.
Er wordt nog opgemerkt dat er ook een vereenvoudigde squeeze-out bestaat.
De squeeze-out in private vennootschappen
Iedere natuurlijk persoon of rechtspersoon die 95 % van de stemrechtverlenende effecten van een naamloze vennootschap die geen publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, bezit, kan een uitkoopbod doen om het geheel van de stemrechtverlenende effecten van deze vennootschap te verkrijgen.
De bieder bepaalt de prijs voor het uitkoopbod maar moet wel rekening houden met de belangen van de eigenaars van de effecten.
Hij moet ook een schriftelijk en omstandig verslag opstellen over de verrichting, met alle noodzakelijke inlichtingen daarin opgenomen, zodat de eigenaars van de effecten zich met kennis van zaken een gegrond oordeel kunnen vormen over de verrichting. Ook hier kunnen de eigenaars van de effecten schriftelijk hun opmerkingen mee delen, in casu aan de bieder.
De bieder heeft dan de keuze om ofwel het bod te handhaven ofwel om het te wijzigen in gunstigere zin voor de effectenhouders. Zijn keuze zal hij moeten bekendmaken in een landelijk blad uit de streek waar de vennootschap haar zetel heeft of indien alle aandelen op naam zijn, via aangetekend schrijven aan de eigenaars van de aandelen. De periode voor de aanvaarding van het uitkoopbod bedraagt minimaal 10 en maximaal 20 dagen vanaf de bekendmaking.
Alle effecten worden geacht na de afsluiting van het bod te zijn overgegaan op de bieder, met uitzondering van de effecten van de eigenaars die uitdrukkelijk en schriftelijk voor het afsluiten van de aanvaardingsperiode te kennen hebben gegeven dat ze geen afstand van hun effecten willen doen.
De betaling gebeurt een maand na het afsluiten van het bod en de nodige middelen daartoe dienen te worden geconsigneerd bij de Deposito- en Consignatiekas.
- Sell-out
Indien de bieder ingevolge een openbaar bod of de heropening ervan, 95 % bezit van het kapitaal waaraan stemrechten zijn verbonden en 95 % van de effecten met stemrecht, heeft elke effectenhouder het recht dat de bieder zijn effecten met stemrecht of die toegang geven tot stemrecht, overneemt, op voorwaarde dat de bieder door de aanvaarding van het bod, effecten heeft verworden die ten minste 90 % vertegenwoordigen van het door het bod bestreken kapitaal waaraan stemrechten zijn verbonden.
De houders van dit soort effecten kunnen dit verkooprecht dus uitoefenen zodra er voldaan is aan de driedubbele drempelvereiste.
De houders van effecten zonder stemrecht beschikken niet over dit recht. Dit recht is een individueel recht, wat betekent dat de bieder alleen de effecten moet aankopen van de minderheidsaandeelhouders die erom verzocht hebben.
De prijs die voor de uitoefening van het verkooprecht betaalt moet worden is deze van het overnamebod.
Indien aan deze voorwaarden voldaan is, mogen de aandeelhouders verzoeken dat de meerderheidsaandeelhouders hun aandelen tegen de biedprijs overnemen. Dit verzoek aan de bieder gebeurt via een aangetekend schrijven en binnen de drie maanden na het verstrijken van de aanvaardingsperiode. De bieder moet de FSMA op de hoogte brengen van de ingediende verzoeken, de prijs en de verrichte aankopen zodat de FSMA een marginale toetsing kan doen.
Heeft U nog vragen over regelgeving aangaande deze procedures, enz., of wenst U een advies in een concrete situatie, of bent U op zoek naar bijstand bij het opstellen van uw overeenkomsten die betrekking hebben op overdracht van aandelen? Aarzel dan niet om onze specialisten te contacteren.