Doorheen de jaren is er al veel inkt gevloeid over de wettigheid van de sperperioderegeling (verbod op prijsverminderingen tijdens de sperperiode) in het licht van Richtlijn 2005/29/EG1 (“Richtlijn oneerlijke marktpraktijken”)2 in de zaak Inno/Unizo. Het arrest van 3 februari 2020 van het Hof van Beroep te Gent lijkt hier een definitief einde aan te maken.3
De zaak Inno/Unizo kent een zeer lange voorgeschiedenis en gaat terug tot 2007. Winkelketen Inno kondigde toen kortingen aan tijdens de sprperiode. Unizo was van mening dat Inno hiermee de (oude) wet marktpraktijken overtrad en stapte naar de rechter. De rechtbank van Koophandel te Brussel gaf Unizo gelijk. In beroep werd het vonnis van de eerste rechter bevestigd. Daarna ging Inno voor de eerste keer in Cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigde het arrest van Hof van Beroep te Brussel omdat het Hof van Cassatie na een prejudicieel arrest van het Hof van Justitie 4 oordeelde dat de sperperioderegeling tot doel had de consument te beschermen en daarom binnen de toepassing van de Richtlijn oneerlijke marktpraktijken viel en daardoor een per se sperperiode niet meer zou kunnen. De zaak werd hierop doorverwezen naar het Hof van Beroep te Antwerpen.
Het Hof leek het cassatiearrest naast zich neer te leggen en bevestigde verrassend genoeg het allereerste vonnis. Volgens het Hof van Beroep te Antwerpen was immers het reële doel van de wetgever niet consumentenbescherming maar wel bescherming van de (kleine) concurrent.
Inno wende zich bijgevolg opnieuw tot het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie bevestigde in een arrest van 29 oktober 2015 voor een tweede keer dat de Belgische wetgeving in strijd was met de Europese regelgeving en verwees de zaak naar het Hof van Beroep te Gent.
Gelet op de toen geldende regels van dubbele cassatie5 was het Hof van Beroep te Gent gebonden door het cassatiearrest van 29 oktober 2015 en bevestigde het de onwettigheid van de sperperioderegeling uit de oude wet marktpraktijken. Het Hof vernietigde uiteindelijk het allereerste vonnis van de rechtbank van Koophandel te Brussel en veroordeelde Unizo tot de kosten van het geding.
De discussie omtrent de wettigheid van de oude sperperioderegeling lijkt eindelijk te zijn afgesloten. Maar is daarmee ook de discussie gesloten voor wat de sperperiode onder de nieuwe regeling in het Wetboek Economisch Recht betreft? Zie hiervoor een eerdere Short Read.
Voetnoten:
1 Richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L 149, 11 juni 2005, 22.
2 Zie o.m. nieuwsflash marktpraktijken en consumentenrecht 2012/02, november 2012; nieuwsflash marktpraktijken en consumentenrecht november 2010; nieuwsflash handelspraktijken en consumentenrecht december 2009; P. Wytinck, P. Wytinck en D. Gillet, “Sperperioderegeling oude wet marktpraktijken onwettig. Wat onder de nieuwe wet?”, https://www.stibbe.com/en/news/2015/december/sperperioderegeling-oude-wet-marktpraktijken-onwettig-wat-onder-de-nieuwe-wet en P. Wytinck, “Anderhalf jaar nieuwe wet marktpraktijken: overzicht en vooruitblik op het “gedeeltelijke” einde?”, in De onderneming en haar klanten… to be and to see, Instituut voor bedrijfsjuristen, Larcier, 2011, p. 97-106.
3 Gent 3 februari 2020, 2016/AR/988, niet gepubl.
4 Hof van Justitie 15 december 2011, C-126/11, Inno v. Unie van Zelfstandige Ondernemers VZW (UNIZO) en anderen.
5 Artikelen 1119 en 1120 Ger.W.