28/03/18

Hervorming vennootschapsbelasting: zowel opportuniteiten als aandachtspunten voor de Belgische holding!

Eind 2017 vond de hervorming van de vennootschapsbelasting als één van de grote werven van de huidige federale regering uiteindelijk haar beslag. Het bestaande systeem van de Belgische vennootschapsbelasting, met een hoog nominaal tarief gecompenseerd met diverse bijzondere regimes, bleek immers geruime tijd onhoudbaar. Met de huidige hervorming wordt beoogd te evolueren naar een efficiënt en rechtvaardig systeem om België in regel te stellen met de Europese en internationale ontwikkelingen en om (minstens) gelijke tred te houden met de ons omringende landen, zonder verlies aan competitiviteit. De toekomst zal uitwijzen of deze doelstellingen bewaarheid worden. 

Bouwstenen zijn de gefaseerde verlaging van het nominaal tarief in de vennootschapsbelasting en, ter compensatie, de bijsturing van een aantal bijzondere regimes en aftrekposten. Ook ons (in het buitenland vaak gepromote) Belgisch holdingregime ondergaat belangrijke wijzigingen, zowel positief als negatief. Zo wordt komaf gemaakt met het hinderlijke DBI-lek maar worden meerwaarden op minderheidsparticipaties voortaan belast en kan het gestort kapitaal van de holding niet langer sowieso belastingvrij worden terugbetaald. 


VERLAGING TARIEVEN VENNOOTSCHAPSBELASTING 

Het algemeen tarief in de vennootschapsbelasting wordt in een eerste fase vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaren vanaf 1 januari 2018) verlaagd tot 29% (+ crisisbijdrage: 2%), en in een tweede fase vanaf aanslagjaar 2021 (boekjaren vanaf 1 januari 2020) tot 25% (crisisbijdrage: 0%). 


DBI-AFTREK: VAN 95% NAAR 100% 

Vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaren vanaf 1 januari 2018) wordt het opstromen van dividenden naar de holding niet langer fiscaal gehinderd. De DBI-aftrek wordt immers verhoogd van 95% naar 100%. Op die manier sluit België zich aan bij de ons omringende landen, en wordt het DBI-lek geschrapt. De basisvoorwaarden voor de toepassing van de DBI-aftrek (minimumparticipatie-, taxatie- en detentievoorwaarde) blijven ongewijzigd. 

Voortaan kunnen winsten op belastingvrije wijze naar de holding worden opgestroomd om er op doelmatige en transparante wijze aan te wenden voor nieuwe investeringen en financieringen, hetgeen de uitbouw van de holding en haar dochtervennootschappen alleen maar ten goede kan komen. De aangroei van reserves op het niveau van de holding heeft evenwel mogelijk fiscale gevolgen bij een latere kapitaalvermindering. 

MEERWAARDEN OP MINDERHEIDSPARTICIPATIES: VOORTAAN BELAST 

Meerwaarden op aandelen worden vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaren vanaf 1 januari 2018) in de vennootschapsbelasting slechts vrijgesteld indien aan alle toepassingsvoorwaarden voor de DBI-aftrek is voldaan. Voortaan dient niet alleen aan de taxatie- en detentievoorwaarde te worden voldaan, maar ook aan de minimumparticipatievoorwaarde (zoals reeds vereist in onze buurlanden). Enkel meerwaarden op aandelen die minstens 10% in het kapitaal van de dochtervennootschap vertegenwoordigen of een aanschaffingswaarde van minimum 2,5 miljoen euro hebben, worden vrijgesteld. 

De Belgische private holding biedt niet langer een concurrentieel voordeel ten aanzien van de ons omringende landen voor het aanhouden van minderheidsparticipaties met het oog op de realisatie van een belangrijke meerwaarde. In de personenbelasting zijn meerwaarden op aandelen daarentegen op vandaag in principe nog steeds vrijgesteld van belasting. Een en ander kan nopen tot een evaluatie in concreto van de spreiding van het beleggingsvermogen privé of via vennootschap. Ook de notionele interestaftrek is immers verder ingeperkt, inzonderheid tot de aangroei van het risicokapitaal gespreid over 5 jaar. 


KAPITAALVERMINDERINGEN: NIET LANGER VRIJ SPEL 

Vanaf 1 januari 2018 kan de algemene vergadering een kapitaalvermindering niet langer volledig aanrekenen op het gestort kapitaal en dus volledig belastingvrij laten geschieden. Fiscaal gezien wordt de kapitaalvermindering voortaan verhoudingsgewijs aangerekend op enerzijds het gestort kapitaal en anderzijds de reserves (en binnen de reserves tevens volgens specifieke aanrekeningsregels). Het gedeelte aangerekend op de reserves wordt als dividend belast. Het bedrag van de reserves wordt bepaald op het einde van het belastbare tijdperk dat voorafgaat aan dat waarin de kapitaalvermindering plaatsvindt. 

Bepaalde reserves worden van deze aanrekeningsregel uitgesloten, zo onder meer de wettelijke reserve ten belope van het wettelijk maximum (zijnde 10% van het kapitaal). Een denkpiste kan er dan ook in bestaan ten belope van de nettowinst in de holding de wettelijke reserve aan te leggen (tot maximum 10% van het kapitaal), en dat stelselmatig en/of uiterlijk in het belastbaar tijdperk voorafgaand aan een kapitaalvermindering. 

Kortom, het kritisch doorlichten van de holding anno 2018 laat toe opportuniteiten alsook aandachtspunten tijdig te identificeren en de holding bij te sturen waar mogelijk.

dotted_texture