21/09/16

Herschreven Handelshuurwet voor Vlaanderen komt eraan!

In het kader van de zesde staatshervorming werden bevoegdheden inzake woninghuur, pacht en handelshuur overgedragen naar de gewesten. Kennelijk is alvast aan Vlaamse kant de politieke wil groot om deze nieuwe bevoegdheden in te vullen. Het nieuwe “pop-up”-decreet is daar een concreet gevolg van. Sinds 1 september 2016 is de Handelshuurwet althans in Vlaanderen niet van toepassing “op de huur die schriftelijk is gesloten voor een termijn die gelijk is aan of korter is dan één jaar” (art. 2,1° Handelshuurwet). In het afzonderlijke decreet wordt deze kortetermijnhuur dan inhoudelijk geregeld. Wij verwijzen u in dit verband naar onze eerdere berichten hierover.

Van mogelijks groter belang is de hervorming van de Handelshuurwet, zoals die thans in het Vlaamse Parlement wordt voorbereid. Een aantal leden gaven hiertoe alvast een eerste aanzet met hun conceptnota’s dd. 8 maart 2016 (NVA), resp. 13 april 2016 (CD&V). Alvorens verder te gaan worden een de stakeholders geraadpleegd. Op 20 september 2016 werden Comeos, CIB, BVA en RFB al gehoord door de Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid. Op 6 oktober 2016 volgen Voka, Unizo, Verenigde Eigenaars en BLSC. Tot slot worden ook een aantal deskundigen gevraagd om op 20 oktober 2016 hun visie te geven, waaronder mrs. Dave Mertens en Ewoud Willaert van Schoups Advocaten.

Het is nog onduidelijk hoe ingrijpend de voorgenomen hervorming zal zijn, en welke vorm deze zal aannemen (aanpassing Handelshuurwet of afzonderlijk Handelshuurdecreet). Beide conceptnota’s zijn nog (erg) preliminair. Duidelijk is al wel dat geen van de stakeholders vragende partij is voor een (grondige) hervorming. Over de punten die dan wel aanpassing verdienen, lopen de verlanglijstjes uiteen. Overigens sturen beide conceptnota’s eerder aan op ‘modernisering’, dan op het volledig herdenken van de regelgeving inzake handelshuur. Een Copernicaanse revolutie lijkt (ook daarom) weinig waarschijnlijk.

Op basis van de conceptnota’s vallen al wel enkele krachtlijnen te onderscheiden. Beide zien behoefte aan ‘flexibilisering’ en het afzwakken van het (al te) formalistische en rigide karakter van de Handelshuurwet. Zo zou de tussenkomst van de notaris of vrederechter ingeval van minnelijke beëindiging niet meer noodzakelijk zijn, zouden partijen meer vrijheid krijgen m.b.t. de (minimum) duur (bv. onder toezicht van een neutrale derde), zouden de opzegmogelijkheden worden ‘aangepast’ en zou artikel 17 Handelshuurwet worden afgeschaft.

Ten gunste van de huurders is vooral de overwogen herziening van de regeling inzake huurhernieuwing op te merken, waarbij de initiatiefplicht van de huurder zou worden omgevormd naar een initiatiefrecht van beide partijen en de huur bij gebreke daaraan automatisch zou worden verlengd (hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor dezelfde duur). Ook het hoger bod van een derde (art. 16.I.5° en 21-23) en de (dwingende) mogelijkheid tot huurprijsherziening (art. 6) staan ter discussie.

dotted_texture