07/04/16

Nieuwe Omzendbrief inzake familiebedrijven: enkele nieuwigheden

Om “estate planners” te voorzien van voldoende (boeiende) gespreksstof aan de feesttafel, publiceerde Minister Turtelboom op de laatste dag van 2015 haar Omzendbrief met toelichting bij de gunstregeling voor de schenking (0%-tarief) of de vererving (3%-tarief in rechte lijn, 7%-tarief tussen alle andere personen) van familiebedrijven.

In deze Omzendbrief lezen we voor de familiale ondernemingen (eenmanszaak) onder meer dat:

  • kinderen, broers en zussen die minstens drie jaar feitelijk samenwonen met de erflater/schenker in het kader van deze regeling ook als “partner” kwalificeren. Aangezien de schenker/erflater of zijn partner zelf actief moeten zijn in de onderneming (in hoofd- of bijberoep, ook na pensionering), is de volgorde van de pensionering van de ouders, de verhuis uit de ouderlijke woonst van het kind dat de onderneming verderzet en de schenking door de ouders aan het kind uitermate belangrijk.

  • een bouwgrond niet in aanmerking komt voor de gunstregeling, zelfs niet indien deze gebruikt wordt voor de ondernemingsactiviteit. De kinderen van een handelaar in het stadcentrum die enkel in een eigen parking voor zijn cliënteel kon voorzien door een woning met het oog op afbraak of een perceel bouwgrond aan te kopen en die niet in voorzorgsmaatregelen heeft voorzien, zullen dus bij een plots overlijden geconfronteerd worden met successierecht tegen de normale tarieven (tot 27% in rechte lijn i.p.v. 3%).

    Voor de familiale vennootschappen (met rechtspersoonlijkheid) verdienen onder meer volgende, soms (ver)nieuw(ende), standpunten uit de Omzendbrief extra aandacht:

  • het loutere beheer van goederen (roerend of onroerend) of het louter uitoefenen van managementactiviteiten (zijnde bestuursactiviteiten) voor één of meerdere dochtervennootschappen voldoet niet aan de handelsactiviteitsvoorwaarde. De holdingvennootschap die intragroepsdiensten zoals boekhouding of personeelsbeheer uitoefent voor haar (dochter)vennootschap(pen) kan wel als een “actieve” familiale vennootschap kwalificeren.

  • de fiscale transparantie van de Burgerlijke Maatschap wordt bevestigd zodat rechtstreeks gekeken wordt naar de participaties die de natuurlijke persoon achter de maatschap aanhoudt.

  • voor de Stichting Administratiekantoor (STAK) is volgens de Omzendbrief de plaats in de groepsstructuur bepalend voor de fiscale transparantie. In de Omzendbrief wordt immers het – ook onder de oude Omzendbrief geldende maar destijds niet gepubliceerde – standpunt ingenomen dat indien de STAK zich bevindt tussen een passieve holdingvennootschap en een actieve dochtervennootschap, de groep niet meer in aanmerking komt voor de gunstregeling. Dat standpunt is o.i. op grond van de tekst van het decreet betwistbaar: indien

de STAK certificaten uitgeeft ter vertegenwoordiging van aandelen van een familiale vennootschap in de zin van het decreet, ongeacht of dit de holding of de actieve dochtervennootschap betreft, komt de groep o.i. in aanmerking. Onder het motto “beter voorkomen dan genezen” kunnen groepen met een dergelijke groepsstructuur wellicht beter voorzorgs- of herstelmaatregelen treffen om lange en belastende procedures bij een overlijden te vermijden.

  • de begiftigde/erfgenaam kan het tegenbewijs in het kader van de reële activiteitsvoorwaarde leveren indien hij aantoont dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap. De Omzendbrief voegt hieraan toe dat verhuur van bedrijfsgebouwen aan één of meer actieve dochtervennootschappen uitzonderlijk wel in aanmerking komt als tegenbewijs. Verhuur aan derden (private huur of handelshuur), zal volgens de Omzendbrief niet voldoende zijn om het tegenbewijs te leveren, ongeacht het aandeel of percentage dat het verhuurde goed vertegenwoordigt in de totaal aanwezige onroerende goederen. Actie is hier mogelijks noodzakelijk voor een vennootschap die wel een zekere activiteit heeft maar geacht wordt geen reële activiteit te hebben op basis van de decretale parameters en die naast alle bedrijfsgebouwen bijvoorbeeld ook nog het vruchtgebruik van een appartement aan zee of 1% in volle eigendom bezit van de woning die aan de zaakvoerder ter beschikking wordt gesteld.

  • hoewel de oude Omzendbrief uitdrukkelijk vermeldde dat het de wens van de decreetgever was om de voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling van schenkbelasting bij een schenking onder opschortende voorwaarde te beoordelen op de dag van de schenking (ongeacht de datum van vervulling van de voorwaarde), neemt de nieuwe Omzendbrief het standpunt in dat deze beoordeling voor schenkingen vanaf 10 januari 2016 moet gebeuren op het moment van het vervullen van de voorwaarde (en dus niet meer op de dag van schenking). Dat heeft uiteraard zijn implicaties voor bijvoorbeeld schenkingen met een clausule van fideïcommis de residuo of een restschenking. Het nieuwe standpunt van Vlabel heeft immers tot gevolg dat de voorwaarden voor de toepassing van het 0%- tarief niet enkel op het ogenblik van de (eerste) hoofdschenking dienen vervuld te zijn, maar ook op het ogenblik dat de restschenking uitwerking heeft (zijnde op het ogenblik van het overlijden van de eerste begiftigde). In het klassieke geval waar ouders de aandelen van de familiale vennootschap schenken aan hun kinderen met een restschenking aan hun kleinkinderen, kunnen er jaren liggen tussen het moment van de hoofdschenking en het moment dat de restschenking uitwerking heeft. Al die tijd moet de vennootschap aan de voorwaarden voldoen. Afhankelijk van onder meer de evoluties binnen de vennootschap en de ambities van de (klein)kinderen, is het voortaan wellicht nog meer aangewezen om, niettemin de clausule van fideïcommis de residuo en binnen de grenzen voorzien in deze clausule, de kinderen zelf tijdig aan hun eigen vermogensplanning te doen herinneren. Voor schenkingen die hebben plaatsgevonden voor 10 januari 2016 wijzigt er gelukkig niets.

    Voor meer informatie omtrent de restschenking in een Nederbelgische context verwijzen wij naar het artikel van Griet Vanden Abeele verder in deze nieuwsbrief.

  • voor reorganisaties kort voor of na de schenking of het overlijden, meldt de Omzendbrief dat, zoals voorheen, de situatie wordt beoordeeld op het ogenblik van de schenking of van het overlijden, zonder dat er een "verdachte periode" geldt. De Omzendbrief brengt wel in herinnering dat de antimisbruikbepaling van belang blijft. Wij benadrukken dan ook dat alle acties, voorzorgs- of herstelmaatregelen die in het kader van de gunstregeling worden ondernomen, getoetst moeten worden aan deze antimisbruikbepaling.

    Wellicht was het eindejaarsfeest te kort om deze Omzendbrief volledig te bespreken en kunnen estate planners ook nog de komende paasbrunch vullen met de bespreking er van.

    De volledige Omzendbrief kunt u raadplegen via deze link.
     

    Voor bijkomende info kan u terecht bij:

    Murielle GIJBELS – Associate (murielle.gijbels@tiberghien.com

dotted_texture