Sinds 1 juni kost het wat meer om naar de rechter te stappen. De griffierechten – dat zijn belastingen voor wie een procedure opstart voor de rechter – zijn in vele gevallen aanzienlijk duurder geworden. Dat komt door de wet die op 26 mei in het Staatsblad verscheen, overigens samen met het Koninklijk Besluit dat uitvoering moet geven aan die nieuwe wet. Wie de rechtszaak verliest moet opdraaien voor de kosten en dus ook voor die griffierechten, al blijft het zo dat wie naar de rechtbank stapt in ieder geval deze kosten moet voorschieten. Die regeling treedt dus in werking 6 dagen nadat het in het Staatsblad is gepubliceerd.
In het Koninklijk Besluit wordt ook meteen gezegd waarom het nu plots allemaal zo snel moet gaan. De maatregel moet dit jaar 20 miljoen euro opbrengen en zijn er nu al “meerdere maanden verloren (gegaan) om de beoogde meeropbrengst te realiseren”. Het moest dus snel gaan, wat zelden een garantie is voor degelijk wetgevend werk . De nieuwe regeling bewijst dat eens te meer.
De uitwerking van de nieuwe regeling is natuurlijk een technische kwestie, maar mag toch geen reden zijn om dat allemaal zomaar aan ons te laten voorbijgaan?
Laten we dus eens trachten de dingen tot hun essentie te herleiden en duidelijk te maken dat achter de schijnbaar eenvoudige maatregel (verhogen van lage belastingen) plots veel meer schuilgaat.
Om te beginnen worden de griffierechten volgens de nieuwe regeling berekend op grond van de waarde van de zaak. Je zou dan verwachten dat dan gewoon in de dagvaarding wordt gekeken hoeveel er gevorderd wordt en op grond daarvan de belasting wordt geheven. In die dagvaarding maakt de eisende partij immers duidelijk waarom hij om de tussenkomst van de rechter verzoekt en tot welk bedrag hij de tegenpartij wil laten veroordelen. Dat lijkt dus voor de wetgever te simpel, want vanaf 1 juni moet er nu daarvoor een afzonderlijk document worden opgesteld. Een “pro fisco-verklaring”, wat vakjargon is voor een document dat moet dienen voor de belastingdienst. In dat document moet niet worden vermeld wat er gevorderd wordt, maar wel de “geschatte waarde van de definitieve vordering”. Er moet dus worden aangegeven hoeveel er op het einde van de procedure zal worden gevraagd. Wie een procedure opstart wegens schade aan een huis of de gevolgen van een verkeersongeval, weet vaak niet wat de omvang van die schade is. Er wordt in die gevallen vaak eerst door de rechtbank een deskundige aangesteld die de rechtbank hierover adviseert. De eisende partij moet dus nu al op voorhand kunnen voorspellen hoe groot die schadevergoeding zal zijn. Eigenlijk zegt de wetgever daarmee dat die deskundigen niet meer nodig zijn. Ook nieuwe wendingen in een procedure lijken allemaal bijzaak te worden.
De pro-fiscoverklaring wordt dus het nieuwe instrument waarmee de hoogte van de belasting wordt bepaald. Dat moet door de eisende partij worden opgesteld, maar volgens het Koninklijk Besluit kan het ook door de advocaat of de gerechtsdeurwaarder. Alhoewel het niet met zoveel woorden in de wet staat, lijkt iedereen het erover eens dat het door de advocaat van de eisende partij moet worden opgesteld. De wetgever gaat er blijkbaar van uit dat een advocaat ook waarzeggerscapaciteiten heeft en dus de definitieve omvang van een vordering op voorhand kan voorspellen.
Zullen advocaten dan niet geneigd zijn om die vordering wat minder hoog in te schatten voor de fiscus? Tijdens de bespreking in het parlement was de minister van oordeel dat dit niet zou gebeuren. De advocaten hebben immers een deontologie en ze moeten de beginselen van waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid naleven. Dat klinkt heel ernstig, maar wat betekent dit eigenlijk? Nu dacht ik dat de deontologie de onafhankelijkheid van de advocaat moet waarborgen, zodat hij ongehinderd kan opkomen voor de rechten van zijn cliënt. Door de nieuwe wet moet die deontologie ook dienen om de burger – de cliënt van de advocaat – meer belastingen te laten betalen. Vanaf nu zijn advocaten dus het hulpje van de fiscus. Met die verwijzing naar de deontologie geeft ook de indruk dat het nu zelfs tot een kerntaak van de advocaat behoort. Die nieuwe wet is dus niet zo onschuldig als op het eerste gezicht lijkt.
De nieuwe wet zorgt er ook voor dat er een nieuwe taakverdeling komt tussen gerechtsdeurwaarders en advocaten. Sinds de afschaffing van de pleitbezorgers eind jaren zestig van de vorige eeuw, stonden de deurwaarders in voor het “op de rol zetten” van de zaak. Het ware dan ook logischer geweest om de deurwaarders te laten instaan voor de bijkomende verplichtingen. Dat lijkt niet de bedoeling van de wetgever en hiermee is ook meteen een debat geopend over de rol van de gerechtsdeurwaarders. Ook hier zonder duidelijk antwoord.
Hugo LAMON
(Dit artikel werd met toestemming overgenomen van www.jubel.be)