21/10/14

Taks op omzetting van effecten aan toonder is in strijd met EU-recht

In het kader van de afschaffing van de effecten aan toonder, werd eind 2011 een taks op de omzetting van effecten aan toonder ingevoerd. Deze taks bedroeg 1% voor de omzetting gerealiseerd in de loop van het jaar 2012 en 2% voor de omzetting gerealiseerd in de loop van het jaar 2013 (art. 168 van het Wetboek diverse rechten en taksen). In een arrest van 9 oktober 2014 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat deze taks in strijd is met het Europees recht.

De wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder voorzag met ingang van 1 januari 2008, in een automatische omzetting van bepaalde effecten aan toonder in gedematerialiseerde effecten en een verplichting om de andere effecten aan toonder om te zetten in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten, naar keuze van de houder ervan, uiterlijk op 31 december 2013. Om de omzetting van effecten aan toonder te bespoedigen - en uiteraard ook om extra geld in het laatje te krijgen - besliste de toenmalige regering Di Rupo in 2011 om een taks in te voeren op de omzetting van effecten aan toonder die pas in 2012 of 2013 zouden gebeuren.

Tegen deze taks werd een beroep tot vernietiging ingesteld bij het Grondwettelijk Hof wegens schending van artikel 5, tweede lid van de Richtlijn 2008/7 (EU-richtlijn strekt tot bevordering van het vrije kapitaalverkeer). In het kader van deze procedure heeft het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie.

In het arrest van 9 oktober 2014 wijst het Hof van Justitie er op dat de Richtlijn 2008/7 strekt tot bevordering van het vrije kapitaalverkeer, dat essentieel wordt geacht voor de verwezenlijking van een economische unie. In dat verband verbiedt de Richtlijn elke indirecte belasting over het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van aandelen, deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van deze stukken, onverschillig door wie zij worden uitgegeven.

Verder wijst het Hof er op dat het verbod op indirecte belastingen niet alleen van toepassing is bij de eigenlijke kapitaalsverrichtingen (zoals de inbreng van kapitaal in een vennootschap naar aanleiding van de oprichting of bij een latere kapitaalsverhoging), maar ook op verrichtingen die een integrerend deel uitmaken van een globale verrichting voor het bijeenbrengen van kapitaal. De omzetting van effecten aan toonder kan volgens het Hof beschouwd worden als een verrichting die kadert in het bijeenbrengen van het kapitaal. De uitgifte van effecten op naam is immers een gevolg van de initiële kapitaalsinbreng.

Het Hof van Justitie besluit aldus in haar arrest: "Artikel 5, lid 2, van richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de heffing van een belasting op de omzetting van effecten aan toonder in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde taks. Een dergelijke belasting kan niet worden verantwoord op grond van artikel 6 van deze richtlijn." (arrest C-299/13).

Het arrest van het Hof van Justitie heeft op zich nog geen effect. De zaak wordt nu opnieuw verwezen naar het Grondwettelijk Hof dat uitspraak moet doen over het verzoek tot vernietiging. Het is echter duidelijk dat het Grondwettelijk Hof niet anders zal kunnen dan de taks op de omzetting van effecten aan toonder te vernietigen. Wie destijds bij de omzetting van effecten aan toonder de taks heeft betaald, zal deze dus kunnen terugvorderen.

dotted_texture