Bij arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 23.04.2013 werd een geschil beslecht dat zich in erfrechtelijke dossiers herhaaldelijk voordoet.
De erflater ondertekende een document waarin hij zich schuldig verklaarde voor een be-paald bedrag aan één van zijn erfgenamen m.a.w. hij erkende geld te hebben geleend van zijn erfgenaam.
Een dergelijke schuldbekentenis kan gebeuren zonder toelichting ofwel met toelichting zoals bijvoorbeeld het gegeven dat voormeld bedrag de compensatie was voor de afstand van loon van de erfgenaam tijdens de samenwoonst met zijn ouders.
Zowel de rechtbank te Hasselt als het Hof van Beroep te Antwerpen verwierpen de regelmatigheid van deze schuldbekentenis omdat ze meenden dat deze schuldbe-kentenis niet aan de realiteit beantwoordde.
Bijzondere omstandigheden die hiervoor werden aanvaard door de rechtbank en het Hof, waren de volgende:
- Het document op zich wordt niet als voldoende bewijskrachtig aanvaard bij gebreke van andere controleerbare bewijzen;
- De ouders waren niet onbemiddeld zodat er geen rechtstreekse aanleiding was voor het aangaan van deze schuld;
- Eerdere schenkingen van onroerende goederen door de erflater aan de kinderen gaven evenmin blijk van een financiële behoefte in hoofde van de erflater;
- De betalingen door de erfgenaam aan de erflater bij leven kunnen ook een andere juridi-sche betekenis hebben zoals de uitdrukking van een gevoel van dankbaarheid of een ver-goeding voor kost en inwoon.
In het algemeen aanvaard de rechtbank en ook het Hof dat er geen objectief aanwijsbare elementen waren die aantoonden dat de ouders in een slechte financiële toestand ver-keerden waardoor zij genoodzaakt waren bij de erfgenaam geld te ontlenen.
Het onderschrijven van de schuldbekentenis wordt door het Hof aanzien als de uitdrukking van de wil om één van zijn erfgenamen te begunstigen boven het wettelijk toegestane .
Door de maandelijkse geldoverdrachten als lening aan te duiden, wordt uitvoering gegeven van de intentie om een belangrijk deel van de nalatenschap vooruit en bui-ten de bescherming van de wettelijke reserve aan de erfgenaam over te maken.
Dit vermoeden wordt ondersteund door het aanwezig zijn van een testament, kort na de ondertekening van de schuldbekentenis, waaruit nogmaals de wens tot be-gunstiging blijkt van de genoemde erfgenaam ten nadele van de andere erfgena-men.
De ondertekening van de schuldbekentenis wordt aanzien als een constructie om de wettelijke reserve te omzeilen en wordt als nietig beschouwd.
De testamentaire beschikking die kort nadien werd opgesteld, kan slechts worden geïnterpreteerd buiten de bedoelde constructie.
De zogenaamde contractuele rechten van de ontlenende erfgenaam aan de erflater worden niet erkend.
Het belang wordt hiermee nogmaals aangetoond van een goede begeleiding van de erfrechtelijke planning ook door het opstellen van correcte en sluitende overeen-komsten bij leven!