De Wet van 10 december 2012 zorgt voor een aantal wijzigingen aan de huidige regels betreffende de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling. Belangrijk voor de vermogensplanning is dat de gewijzigde regels betreffende de plaatsvervulling een “vrijwillige erfenissprong” mogelijk maken, hetgeen inhoudt dat wanneer een erfgenaam de nalatenschap van zijn ouders verwerpt, bijvoorbeeld omdat hij zichzelf voldoende welgesteld acht, de kinderen van die verwerpende erfgenaam zijn plaats zullen innemen en dus in zijn plaats zullen erven.
Dergelijke erfenissprong was onder het oude recht niet mogelijk. Zo sloot de erfgenaam die de nalatenschap verwierp immers ook zijn kinderen uit. Volgend voorbeeld brengt meer duidelijkheid: een grootmoeder heeft twee zonen die allebei kinderen hebben. Als één zoon de nalatenschap verwierp, dan erfden zijn kinderen niet in zijn plaats. Bijgevolg erfde de andere zoon alles, die staat immers in een dichtere graad dan de kinderen van zijn verwerpende broer. Laatstgenoemde ging door die verwerping dan ook zijn eigen kinderen uitsluiten.
Als de zoon dus onder het oude recht de nalatenschap van zijn moeder aan zijn kinderen wilde laten toekomen, bestond de enige oplossing erin dat hij eerst zelf de nalatenschap moest aanvaarden om die nadien aan zijn kinderen te schenken. Het hoeft geen betoog dat voormelde techniek fiscaal oninteressant was. Bovenop de successierechten die moesten worden betaald op de aanvaarde nalatenschap, dienden immers eveneens schenkingsrechten te worden betaald.
Voormelde regel werd dan ook door de nieuwe wet gewijzigd. Als er dus in de toekomst een plaats vrijkomt in de nalatenschap, omdat een erfgenaam die nalatenschap verwerpt, dan zullen zijn kinderen die vrije plaats innemen. Op die manier wordt een generatiesprong mogelijk gemaakt.
Deze erfenissprong heeft automatisch uitwerking, van zodra de erfgenaam verwerpt (via een verklaring van verwerping, af te leggen op de griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg van de laatste gewone verblijfplaats van de overledene). De beslissing om een generatie over te slaan, komt bijgevolg enkel toe aan de erfgenaam zelf. De nieuwe wet voorziet niet in de mogelijkheid dat de erflater, bijvoorbeeld de grootouder, zelf kan bepalen dat zijn erfenis meteen overgaat naar de volgende generatie. Een wetsontwerp is hierover wel in de maak. Ook bepaalt de nieuwe wet niets over de mogelijkheid van een gedeeltelijke aanvaarding van een nalatenschap, waarbij het resterende deel via plaatsvervulling aan de erfgenamen zou toekomen.
De erfenissprong zal in eerste instantie fiscaal neutraal zijn. Het zal dus niet mogelijk zijn om via een erfenissprong de successierechten te optimaliseren (bvb. door splitsing van het erfdeel tussen verschillende kleinkinderen). Artikel 68 Wetboek Successierechten voorziet dat de verwerping de fiscus geen nadeel mag berokkenen, hetgeen concreet inhoudt dat de personen die de plaats vervullen, minstens het bedrag aan successierechten moeten betalen dat normalerwijze door de verwerpende erfgenaam zou verschuldigd zijn geweest. De erfenissprong is op langere termijn wel fiscaal voordelig, gezien het vermogen al een generatie verder zit. Op die manier worden schenkings- of successierechten vermeden op de overgang van het vermogen tussen de kinderen en de kleinkinderen.