Het aangaan van handelingen zonder winstoogmerk die niet binnen het maatschappelijk doel van de vennootschap vallen worden met absolute nietigheid bestraft.
In overeenstemming met artikel 1 van het wetboek vennootschappen, dient een vennootschap opgericht te worden door een contract op grond waarvan twee of meerdere personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk aan de vennoten een rechtsreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen.
De voorwaarde dat elke vennootschapsvorm een maatschappelijk doel moet nastreven is ons vennootschapsrecht beter bekend als zijnde het “specialiteitbeginsel”. Het specialiteitbeginsel is met andere woorden het kloppende hart van een opgerichte vennootschap. Een vennootschap kan immers niet opgericht worden zonder een maatschappelijk doel na te streven dat kadert in een winstgevend of een onbaatzuchtig oogmerk of het algemeen belang.
Gezien de belangrijkheid van het maatschappelijke doel van een vennootschap is het niet onbegrijpelijk dat de wetgever elke overschrijding van dit vennootschapsrechtelijke doel sanctioneert met een absolute nietigheid, tenminste indien deze door een belanghebbende gevorderd wordt. Indien deze nietigheid niet wordt opgeworpen mist elke handeling gesteld buiten het maatschappelijke doel van de vennootschap elke grondslag.
Dit werd bevestigd door het hof van beroep te Gent in haar beslissing van 12 januari 2009.
Uit de feiten bleek dat een naamloze vennootschap door toedoen van haar gedelegeerd bestuurder een overeenkomst had gesloten waarin zij zich verbond om de kosten en de success fees te betalen die verbonden waren aan het verkopen van aandelen van een vennoot in die vennootschap.
Op die manier zou de vennootschap zich verarmd hebben zonder dat daar enig voordeel tegenover stond maar enkel om haar gedelegeerd bestuurder en betrokken vennoot een voordeel te verschaffen.
Aangezien dergelijke handeling indruist tegen het maatschappelijke doel van de vennootschap en aldus indruist tegen het specialiteitbeginsel was het hof van beroep te Gent terecht de mening toegedaan dat dergelijke handeling elke grondslag mist en behept is door absolute nietigheid, laat staan dat dergelijke handelingen in aanmerking zouden kunnen komen voor een eventuele latere bevestiging.