Meerwaarden op aandelen zijn belastbaar als divers inkomen als zij niet gerealiseerd worden binnen het normaal beheer van privévermogen. De fiscale wet voorzag in dit geval echter geen mogelijkheid tot kostenaftrek, zodat de bruto-meerwaarde belast werd. Het Grondwettelijk Hof oordeelt nu dat zulks het gelijkheidsbeginsel schendt. De belasting mag dus enkel geheven worden op het nettobedrag van de meerwaarde (GwH 21 september 2023, 124/2023).
ACHTERGROND
Meerwaarden op aandelen zijn in principe belastbaar als divers inkomen (33%), tenzij de meerwaarde werd gerealiseerd in het kader van het normaal beheer van privévermogen (art. 90, 1ste lid, 9° WIB92). Deze bepaling werd ingevoerd bij wet van 11 december 2008. Voordien volgde de belastbaarheid uit de algemene bepaling van art. 90, 1ste lid, 1° WIB92
De wetswijziging in 2008 was evenwel onvolledig. De wet schreef immers voor dat kosten in aftrek mogen gebracht worden in het geval het inkomen belastbaar is als divers inkomen in de zin van art. 90, 1ste lid, 1° WIB92 (nl. art. 97, §1 WIB92). Verliezen die in de vorige 5 belastbare tijdperken zijn geleden, zijn eveneens aftrekbaar (art. 103, §1 WIB92). Maar beide bepalingen verwezen expliciet naar art. 90, 1ste lid, 1° WIB92. Deze verwijzing werd niet aangepast na de wetswijziging van 2008, zodat deze bepalingen niet van toepassing waren als de meerwaarde op aandelen belastbaar was als divers inkomen. Een belastingplichtige werd in dit geval dus niet op het netto-inkomen, maar op het bruto-inkomen belast.
GRONDWETTELIJK HOF
Aan het Grondwettelijk Hof werd nu een prejudiciële vraag gesteld of zulks geen schending inhoudt van het gelijkheidsbeginsel. Een belastingplichtige die een meerwaarde op aandelen realiseert die niet binnen het normaal beheer van privévermogen kadert, wordt belast op bruto-basis, terwijl een ander inkomen volgend uit het abnormaal beheer van privévermogen slechts op netto-basis belastbaar is.
In het arrest van 21 september 2023 bevestigde het Grondwettelijk Hof nu dat dit inderdaad tot een ongerechtvaardigd onderscheid in behandeling leidt. Er kan op geen enkele wijze verantwoord worden dat deze kosten niet van het belastbaar inkomen kunnen worden afgetrokken, daar waar dit wel kan bij abnormale winsten en baten.
In afwachting van een wetgevend optreden, kan een einde gemaakt worden aan de ongrondwettigheid door art. 97, §1 WIB 92 toch toe te passen als een meerwaarde op aandelen belastbaar is als divers inkomen omwille van een abnormaal beheer van privévermogen.
De Ministerraad vroeg ook nog om de gevolgen te handhaven in afwachting van een wettelijk optreden, maar het Grondwettelijk Hof wees dit verzoek af.
WAT BETEKENT DIT ARREST?
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof wijzigt niets aan de mogelijke belastbaarheid van de meerwaarden op aandelen uit een abnormaal beheer van privévermogen as such. De relevantie ligt echter in de berekening van de basis waarop de belasting geheven zal worden.
Dergelijke meerwaarden zijn enkel belastbaar op netto-basis. De belastingplichtige mag dus de gemaakte kosten n.a.v. de realisatie van de meerwaarde (zoals kosten van advocaten) in mindering brengen. Hoewel het arrest niet ingaat op de mogelijkheid tot het verrekenen van verliezen die tijdens één van de 5 vorige jaren geleden werden, of de belastbaarheid als een aanmerkelijk belang aan een niet-inwoner die niet in de EER gevestigd is verkocht wordt, kan de redenering van het Grondwettelijk Hof o.i. eveneens naar analogie worden toegepast.
Daarenboven is dit arrest ook goed nieuws voor belastingplichtigen die sinds 1 januari 2019 op het brutobedrag van hun meerwaarde op aandelen belast werden. Aangezien een uitspraak van het Grondwettelijk hof aanzien wordt als een ‘nieuw feit’, kunnen zij immers verzoeken om een ambtshalve ontheffing van hetgeen teveel betaald werd. Belastingplichtigen die in de loop van 2019 belast werden, wachten best niet te lang alvorens ze actie ondernemen, want de termijn voor een ambtshalve ontheffing verloopt voor hen op 31 december 2023.