Na talrijke analyses door een commissie van deskundigen en herhaaldelijke discussies tussen de sociale partners, werd de wetgeving die als doel heeft de wettelijke rustpensioenleeftijd te verhogen, gestemd en hernomen in de wet van 10 augustus 2015 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 augustus 2015 (hierna “de wet”).
Deze wet heeft niet alleen de wettelijke leeftijd waarop de werknemer op rustpensioen mag gaan verhoogd (i), ze heeft onder meer ook de voorwaarden voor het vervroegd pensioen verstrengd (ii) en de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen verhoogd (iii).
De maatregelen hebben betrekking op de drie wettelijke pensioenregimes (werknemers, zelfstandigen en publieke sector).
We beperken ons hier tot de bepalingen van toepassing op de werknemers.
-
Het rustpensioen
De wettelijke leeftijd voor het rustpensioen is momenteel bepaald op 65 jaar.
De drempel van 65 jaar wordt behouden tot 31 december 2024 en wordt dan opgetrokken tot 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030 :
Pensioenen die effectief en voor het eerst starten op …
Wettelijke minimumleeftijd
... ten laatste op 1 januari 2025
65 jaar
… ten vroegste op 1 februari 2025 en ten laatste op 1 januari 2030
66 jaar
… ten vroegste op 1 februari 2030
67 jaar
-
Het vervroegd pensioen
-
Principe
De werknemer die voor de wettelijke rustpensioenleeftijd met pensioen wenst te gaan, kan nog altijd beroep doen op het vervroegd pensioen.
De wet die de wettelijke pensioenleeftijd verhoogt, verstrengt ook de voorwaarden om recht te hebben op het vervroegd pensioen.
Tot en met 1 december 2012 waren de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden respectievelijk bepaald op 60 en 35 jaar.
De regering Di Rupo heeft tijdens de vorige legislatuur een verstrenging van deze voorwaarden opgelegd waardoor zij geleidelijk aan tussen 2013 en 2016 opgetrokken worden om uit te monden op leeftijds- en loopbaanvoorwaarden van respectievelijk 62 en 40 jaar vanaf 1 januari 2016 (met uitzonderingen voor lange loopbanen).
De hervorming van de regering Michel ent zich nu op de vorige hervorming en breidt de kalender uit van 2017 tot 2019. Vanaf 1 januari 2019 worden de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden aldus respectievelijk gebracht op 63 en 42 jaar.
Net zoals voor de maatregelen bepaald door de regering Di Rupo, zijn er opnieuw uitzonderingen voor de heel lange loopbanen om de mensen die jong zijn beginnen te werken en die een lange loopbaan kunnen aantonen, niet te benadelen.
Gelet op het voorgaande, zien de voorwaarden voor het vervroegd pensioen er als volgt uit, van op heden tot in 2019 :
Voor de pensioenen die effectief en voor het eerst ten vroegste starten op…*
Minimum-leeftijd
Loopbaan-voorwaar-den
Uitz. heel lange loopbanen
…tussen 1 januari 2015 en 1 december 2015
61 jaar en 6 maand
40 jaar
60 jaar indien 41 jaar loopbaan
…tussen 1 januari 2016 en 1 december 2016
62 jaar
40 jaar
60 jaar indien 42 jaar loopbaan
61 jaar indien 41 jaar loopbaan
…tussen 1 januari 2017 en 1 december 2017
62 jaar en 6 maand
41 jaar
60 jaar indien 43 jaar loopbaan
61 jaar indien 42 jaar loopbaan
…tussen 1 januari 2018 en 1 december 2018
63 jaar
41 jaar
60 jaar indien 43 jaar loopbaan
61 jaar indien 42 jaar loopbaan
…vanaf 1 januari 2019
63 jaar
42 jaar
60 jaar indien 44 jaar loopbaan
61 jaar indien 43 jaar loopbaan
* Wat betreft de pensioenen die starten tijdens de maand januari, worden de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden die gelden voor het jaar vooraf toegepast.
-
Kliksysteem
De werknemer die voldoet aan de toepasselijke voorwaarden voor het vervroegd pensioen, zal dit recht kunnen « vastklikken » voor de toekomst, ook al neemt hij zijn pensioen pas later op.
-
Uitzonderingen
De wet bevat een serie overgangsmaatregelen met uitzonderingen op de voorwaarden van leeftijd en loopbaan voor het vervroegd rustpensioen, bovenop deze die reeds opgenomen zijn in de wet van 28 december 2011 en haar Koninklijk besluit tot uitvoering van 26 april 2012 (zie bijlage).
-
Het overlevingspensioen
Parallel met de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, zet de nieuwe wet de hervorming van het overlevingspensioen verder.
De leeftijd om recht te hebben op het overlevingspensioen (leeftijd van de begunstigde op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot) zal onder meer geleidelijk verhoogd worden tot 50 jaar vanaf 2025 en tot 55 jaar vanaf 2030.
De persoon die niet voldoet aan voornoemde voorwaarde om recht te hebben op het overlevingspensioen zal echter steeds beroep kunnen doen op het systeem van de overgangsuitkering betaald door de RVA.
-
Webportaal RVP
Om de werknemers te informeren over hun rechten m.b.t. hun rustpensioen na de hervormingen (datum waarop de werknemer met pensioen mag gaan en bedrag van het pensioen), wil de Rijksdienst voor Pensioenen een webportaal ontwikkelen (www.mypension.be) en dit ten laatste tegen eind 2017.
-
Syndicale desinformatie ?
De Minister voor Pensioenen klaagt, in een bepaalde mate, een « syndicale desinformatie » aan, waarbij de vakbonden laten uitschijnen dat alle werknemers zullen moeten werken tot 67 jaar en dat de pensioenen verminderd zullen worden.
De Minister betreurt dit want deze desinformatie is niet alleen onjuist – volgens hem zullen de werknemers gemiddeld 1 à 3 jaar meer werken –, maar is ook een bron van angsten, terwijl de pensioenhervorming onvermijdelijk was.
De financiering van het pensioenstelsel was immers mathematisch niet meer houdbaar op termijn als gevolg van de toenemende veroudering van de bevolking (de levensverwachting is met 23 jaar gestegen sinds het ontstaan van het pensioenstelsel!) en van de verkorting van de arbeidsduur (de gemiddelde arbeidsduur in België bedraagt 59 jaar tegen een gemiddelde van 63,5 jaar in Europa en de bezettingsgraad is het laagst tussen 60 en 64 jaar).
De Belgische regering moest dringend, zoals alle andere Europese landen (met uitzondering van Frankrijk), maatregelen nemen om het Europees gemiddelde van 63,5 jaar in te halen.
De wet die op 21 augustus 2015 werd gepubliceerd, zet een eerste stap in de richting van de noodzakelijke pensioenhervorming.
-
Vervolg ?
De hervorming vergt nu een verfijning in de mate dat de doelstelling is de gemiddelde duur van de loopbaan te verlengen, terwijl het niet mogelijk is om het vervroegd pensioen tegen te houden van werknemers die gezondheidsproblemen hebben of die niet meer in staat zijn om verder te werken.
De volgende prioriteiten voor de regering, hebben derhalve betrekking op het invoeren van een gedeeltelijk pensioen en de vraag van de zwaarte van het beroep.
Het gedeeltelijk pensioen zal het voor werknemers mogelijk maken om geleidelijk aan uit de arbeidswereld te stappen, terwijl de werkgevers zullen kunnen blijven genieten van hun ervaring, met een vermindering van de kosten.
Het vraagstuk rond de zwaarte van het beroep werd toevertrouwd aan de sociale partners, en meer bepaald aan het Nationaal Pensioencomité, dat als delicate opdracht kreeg criteria uit te werken voor de zware beroepen.
De regering wenst zich eveneens toe te leggen op de invoering van een meer globale hervorming van het puntenpensioen.
Het puntensysteem voor pensioenen bepaalt dat het pensioen berekend zal worden op grond van het aantal punten dat de werknemer in de loop van zijn carrière verzameld heeft. De punten worden op een individuele rekening geplaatst en omgezet in euro’s op de dag dat hij met pensioen gaat.
Wat zeker is, is dat de hervorming niet zal slagen zonder solidariteit tussen de werknemers. Immers, om het voor de werknemers die niet meer in staat zijn te werken of zij die echt zware beroepen hebben mogelijk te maken om vroeger met pensioen te gaan, zullen de gezonde werknemers noodzakelijkerwijze moeten aanvaarden langer te werken.
BIJLAGE: UITZONDERINGEN VOOR DE VOORWAARDEN INZAKE LEEFTIJD EN LOOPBAAN VAN TOEPASSING OP HET VERVROEGD PENSIOEN
-
60 jaar en 35 jaar loopbaan voor:
-
De werknemers waarvan de opzegtermijn is ingegaan vóór 1 januari 2012 en eindigt na 31 december 2012 (artikel 2 van het Koninklijk besluit van 26 april 2012);
-
De werknemers die, vóór 28 november 2011, met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding die ten vroegste eindigt op de leeftijd van 60 jaar hebben afgesloten, op voorwaarde dat deze overeenkomst bovendien werd afgesloten (artikel 3, § 1, van het Koninklijk besluit van 26 april 2012):
-
-
Buiten het kader van een conventioneel brugpensioen;
-
In het kader van een arbeidsreglement, van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een pensioenreglement; de werknemers moeten ten laatste op 31 december 2012 voldoen aan de voorwaarden hiervan.
-
-
De werknemers die, vóór 1 januari 2010, ontslag hebben genomen ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar of die met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten die ten vroegste vervalt op 55 jaar, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement (artikel 3, §2, van het Koninklijk besluit van 26 april 2012);
-
De werknemers die, vóór 1 januari 2010, ontslag hebben genomen na een loopbaan van 35 jaar of met hun werkgever een schriftelijke individuele overeenkomst van vervroegde uittreding hebben afgesloten na een loopbaan van 35 jaar, indien dit ontslag of deze overeenkomst kadert in een collectieve arbeidsovereenkomst of een pensioenreglement (artikel 3, § 3, van het Koninklijk besluit van 26 april 2012).
-
Werknemers die hun aanvraag tot vervroegd rustpensioen hebben ingediend bij de RVP vóór 28 november 2011 (artikel 3/1 van het Koninklijk besluit van 26 april 2012).
-
-
62 jaar en 37 jaar loopbaan voor:
De werknemers met een leeftijd tussen 57 en 61 jaar op 31 december 2012 (geboren vóór 1 januari 1956) en die, op 31 december 2012, een loopbaan bewijzen van 32 jaar kunnen vervroegd pensioen nemen volgens het schema hieronder (artikel 4, § 3bis, alinea 1, van het Koninklijk besluit van 23 december 1996 ):
Leeftijd op 31 December 2012
Aantal jaren loopbaan op 31 December 2012
Leeftijd vervroegd pensioen
61
34
64
60
34
63
33
64
59
36
62
35
62
34
62
33
63
32
64
58
35
62
34
62
33
62
32
63
57
34
62
33
62
32
62
-
62 jaar en 40 jaar loopbaan voor:
-
De werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen mits het presteren van een opzegtermijn of de betaling van een opzeggingsvergoeding, waarvan de opzeg een aanvang heeft genomen vóór 9 oktober 2014 en eindigt na 31 december 2016 (artikel 19 van de wet van 10 augustus 2015).
-
De werknemers die zich reeds bevinden in een vertrekproces met het oog op een vervroegd pensioen (individuele schriftelijke overeenkomst afgesloten vóór 9 oktober 2014 en buiten het kader van een SWT (voorheen “brugpensioen”) (artikel 20 van de wet 10 augustus 2015).
-
-
63 jaar en 41 jaar loopbaan voor:
Werknemers met de leeftijd van 59 jaar of meer in 2016 (artikel 4, §3bis, alinea 2, van het Koninklijk besluit van 23 december 1996).
****************