Onderhoudsbijdrage voor kinderen. Wat is de draagwijdte van deze juridische verplichting die rust op ouders? In echtscheidingszaken of relatiebreuken met gemeenschappelijke kinderen blijft dit dikwijls een belangrijk discussiepunt. Dit thema doet al vlug enkele vragen rijzen. Welke kosten zijn er en wie draagt deze? Wanneer is er overleg tussen de ouders nodig? Wat is de impact van de verblijfsregeling op de onderhoudsregeling?
De wet van 21 december 2018 en het KB van 22 april 2019 brengen verduidelijking.
De onderhoudsplicht van ouders t.a.v. kinderen
Ouders hebben ten opzichte van hun kinderen een onderhoudsplicht. Dit betekent dat een ouder moet instaan voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en ontplooiing van zijn kinderen.
Deze onderhoudsplicht geldt niet enkel voor minderjarige kinderen, maar rust op de ouders tot het ogenblik waarop het kind zijn opleiding heeft voltooid en in zijn eigen onderhoud kan voorzien.
De ouders onderling dragen elk bij naar evenredigheid van zijn of haar middelen in de samengevoegde middelen. Onder “middelen” worden beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten begrepen, alsook alle voordelen die de levensstandaard waarborgen.
Over welke kosten gaat het?
De kosten van een kind bestaan uit gewone en buitengewone kosten:
- de gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijks onderhoud van het kind en worden onderverdeeld in verblijfsgebonden gewone kosten en verblijfsoverstijgende gewone kosten;
- de buitengewone kosten zijn uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare kosten die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijk budget voor het dagelijks onderhoud van het kind overschrijden.
Welke impact heeft de verblijfsregeling op de onderhoudsregeling?
De verblijfsregeling van de kinderen heeft een invloed op de onderhoudsregeling. Doordat een ouder zorgt voor de kinderen in de periode dat de kinderen bij hem verblijven, draagt de ouder in natura bij voor de kinderen. Dit principe geldt evenwel enkel voor de verblijfsgebonden gewone kosten (zoals bijvoorbeeld voeding, bijkomend water- en elektriciteitsverbruik, enzoverder).
Hebben ouders gekozen voor een gelijkmatig alternerend verblijf (zoals de alom bekende week-week regeling), dan heeft dit tot gevolg dat elke ouder de verblijfsgebonden gewone kosten (in natura) voor de helft draagt. Wanneer de ene ouder gehouden is tot een grotere bijdrage in het onderhoud van de kinderen dan de andere ouder (aangezien deze ouder verhoudingsgewijs meer middelen heeft dan de andere ouder), zal dit ertoe leiden dat een alimentatiegeld moet worden betaald tussen de ouders voor de kinderen.
Elke onderhoudsregeling is dus een regeling op maat.
De buitengewone kosten-regeling wordt verduidelijkt
Op 2 mei 2019 werd een lijst gepubliceerd van de kosten die worden gekwalificeerd als buitengewone kosten. De lijst is indicatief, waardoor het mogelijk is om ervan af te wijken in een overeenkomst of een rechterlijke beslissing. Bovendien voorziet het Koninklijk Besluit dat, behalve in geval van hoogdringendheid of bewezen noodzakelijkheid, een voorafgaandelijk overleg en akkoord nodig is over deze kosten. Het voorafgaandelijk overleg moet zowel gaan over de opportuniteit van de uitgave, als over de hoogte ervan.
De wet van 21 december 2018 bepaalt wanneer voldaan is aan deze vereisten van voorafgaandelijk overleg en uitdrukkelijk akkoord. Wanneer een ouder aan wie een verzoek tot akkoord werd gericht bij aangetekende zending, elektronische aangetekende zending of faxbericht nalaat op dezelfde wijze te reageren binnen de 21 dagen te rekenen vanaf de dag na de verzending, wordt deze geacht in te stemmen met het verzoek. Indien het verzoek wordt verstuurd tijdens een schoolvakantie van minstens één week, dan wordt de reactietermijn verlengd tot dertig dagen.
Bereiken de ouders geen akkoord over de buitengewone kosten waarvoor het akkoord van beide ouders vereist is, dan zal de betwisting kunnen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
Tot slot voorziet de Koning tevens in de wijze waarop de afrekening van de buitengewone kosten gebeurt. Deze gebeurt driemaandelijks en elke ouder die terugbetaling vraagt, moet een kopie van de bewijsstukken van de gemaakte kosten aan de andere ouder bezorgen. De andere ouder heeft een termijn van 15 dagen (vanaf de mededeling van de afrekening en de bewijsstukken) om vervolgens de terugbetaling in orde te brengen.
De ouder die school-, studietoelagen, studiebeurzen, tussenkomsten van ziekenfonds, hospitalisatieverzekering of een andere aanvullende verzekering ontvangt, bezorgt een overzicht van alle ontvangen bedragen samen met een kopie van de bewijsstukken aan de andere ouder van zodra deze voorhanden zijn en minstens jaarlijks in de maand september. Hiermee moet namelijk rekening worden gehouden bij de afrekening van de buitengewone kosten.
De lijst van buitengewone kosten opgenomen in het Koninklijk Besluit van 22 april 2019
“Behoudens andersluidende overeenkomst of rechterlijke beslissing, zijn de buitengewone kosten, bedoeld in artikel 203bis, § 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, beperkt tot de volgende kosten:
1° de volgende medische en paramedische kosten:
- a) de behandelingen door artsen-specialisten en de medicaties, gespecialiseerde onderzoeken en verzorging die zij voorschrijven;
- b) de kosten van heelkundige ingrepen en van hospitalisatie en de specifieke behandelingen die eruit voortvloeien;
- c) de medische en paramedische kosten en hulpmiddelen waaronder orthodontie, logopedie, oftalmologie, psychiatrische of psychologische behandeling, kinesitherapie, revalidatie, prothesen en apparaten, met name de aankoop van een bril, een beugel, contactlenzen, orthopedische zolen en schoenen, hoorapparaten en een rolstoel;
- d) de jaarlijkse premie van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering die de ouders of één van hen moeten betalen.
De premie moet betrekking hebben op de kinderen; en dit:
- voor zover de kosten bedoeld onder a), b) en c) voorgeschreven zijn door een bevoegde arts of instantie; en
- onder aftrek van de tussenkomst van het ziekenfonds, van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering.
2° de volgende kosten betreffende de schoolse opleiding :
- a) meerdaagse schoolactiviteiten tijdens het schooljaar zoals ski-, zee- en bosklassen, school- en studiereizen en stages;
- b) noodzakelijk gespecialiseerd en kostelijk studiemateriaal en/of schoolkledij, aan speciale taken verbonden, die vermeld staan op een lijst die de onderwijsinstelling aflevert;
- c) het inschrijvingsgeld en de cursussen voor hogere studies en bijzondere opleidingen alsook niet gesubsidieerd onderwijs;
- d) de aankoop van informatica-apparatuur en printers met de softwareprogramma's die voor de studie noodzakelijk zijn;
- e) de bijlessen die het kind moet volgen om in zijn schooljaar te slagen;
- f) de kosten verbonden aan de huur van een studentenkamer;
- g) bijkomende specifieke kosten verbonden aan een buitenlands studieprogramma;na aftrek van eventuele school- en studietoelagen en andere studiebeurzen.
3° de volgende kosten verbonden aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en ontplooiing van het kind, nl.:
- a) kosten voor kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 3 jaar;
- b) lidgeld, basisbenodigdheden en kosten voor kampen en stages in het kader van culturele, sportieve of artistieke activiteiten;
- c) inschrijvings- en examengeld voor de rijopleiding en de theoretische en praktische examens voor een rijbewijs voor zover dit niet kosteloos langs de school kan behaald worden maar via een rijschool moet gebeuren;
4° Alle overige kosten die de ouders in een gezamenlijk akkoord als buitengewoon benoemen of die als zodanig door de rechter gekwalificeerd worden”.