Op 28 april 2016, heeft het Grondwettelijk Hof uitspraak gedaan (arrest nr. 57/2016) over de beroepen tot nietigverklaring van het decreet van het Vlaamse Gewest van 9 mei 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos.
Deze beroepen werden ingesteld door landbouwers en landbouwbedrijven die gebruiksbeperkingen van hun gronden vreesden omwille van redenen van natuurbehoud.
Voormeld decreet heeft namelijk betrekking op een netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000) dat zijn oorsprong vindt in de Vogelrichtlijn (79/409/EEG – opgeheven door 2009/147/EG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).
Het doel van het netwerk is het voortbestaan op lange termijn te verzekeren van de meest waardevolle soorten en habitats.
Ten einde dit doel te bereiken, hanteert het Vlaamse Gewest een instandhoudingsbeleid dat, onder meer, boogt op een Vlaams Natura 2000-programma, managementplannen en soortenbeschermingsprogramma’s.
De verzoekende partijen voeren aan dat het bestreden decreet niet in voorafgaande inspraak voorziet voor het publiek bij de totstandkoming van voormelde plannen en programma’s.
Het Hof beveelt de gedeeltelijke nietigverklaring van het decreet ten gevolge van deze lacune die zij strijdig acht met artikel 23 van de Grondwet en de in het Verdrag van Aarhus voorziene inspraakvereisten.