19/03/21

Effectenrekeningen opnieuw onderworpen aan een jaarlijkse taks van 0,15%

Op 26 februari 2021 is de nieuwe jaarlijkse taks op de effectenrekeningen ("JTER") in werking getreden. Met de invoering van de JTER onderneemt de wetgever, na een eerdere vernietiging, een tweede poging om een belasting te heffen op effectenrekeningen. De JTER wordt als een abonnementstaks ingeschreven in het Wetboek Diverse Rechten en Taksen ("WDRT") en is verschuldigd wegens het aanhouden van een effectenrekening bij een in de wet gedefinieerde tussenpersoon (namelijk een financiële instellingen die financiële instrumenten mag aanhouden voor rekening van klanten, zoals een bank).

De JTER is van toepassing op effectenrekeningen aangehouden door Belgische inwoners (natuurlijke personen, vennootschappen of andere rechtspersonen onderworpen aan de Belgische inkomstenbelastingen), ongeacht of de effectenrekening wordt aangehouden bij een Belgische of een buitenlandse tussenpersoon. De taks geldt ook voor de effectenrekening van een Belgische inrichting van een niet-inwoner. Omgekeerd zijn ook de effectenrekeningen die worden aangehouden door niet-inwoners (natuurlijke personen, vennootschappen of andere rechtspersonen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners) bij een Belgische tussenpersoon belastbaar. Bepaalde effectenrekeningen die worden aangewend als technische werkinstrumenten in het financiële systeem, zijn uitgesloten van de JTER omdat de wetgever de normale werking van het financiële systeem wilde vrijwaren.

De taks is van toepassing op een effectenrekening als dusdanig en houdt geen rekening met het aantal titularissen of de eigendomsverhoudingen. Zodra de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op een effectenrekening meer bedraagt dan 1.000.000 EUR tijdens een referentieperiode die start op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar, is de JTER van 0,15% verschuldigd op de gehele waarde van de effectenrekening. Het bedrag van de taks wordt wel beperkt tot 10% van het verschil tussen de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten en het drempelbedrag van 1.000.000 EUR.

Alle financiële instrumenten (zoals aandelen en obligaties, maar ook afgeleide producten zoals turbo’s, trackers en speeders) én de geldmiddelen die worden aangehouden op een effectenrekening komen in aanmerking om de gemiddelde waarde te bepalen. Bijgevolg vallen aandelen op naam die niet worden aangehouden op een effectenrekening en geldmiddelen die worden aangehouden op een zicht- of spaarrekening niet onder het toepassingsgebied van de JTER. De gemiddelde waarde wordt vastgesteld door de som van de waarde van de financiële instrumenten op de vier referentietijdstippen (31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september) te delen door het aantal referentietijdstippen.

Verder rusten de verplichtingen van inhouding, aangifte en betaling van de JTER in beginsel op de Belgische tussenpersoon (in de regel de bank). In alle andere gevallen (bijvoorbeeld indien een effectenrekening wordt aangehouden bij een buitenlandse tussenpersoon) zal de titularis zelf instaan voor de aangifte en betaling van de JTER. Een buitenlandse tussenpersoon kan wel een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen, die zich ertoe verbindt om deze verplichtingen te vervullen. De niet-naleving van de verplichtingen wordt gesanctioneerd met boetes gaande van 10% tot 200% van de verschuldigde taks en bij laattijdige betaling zullen ook nalatigheidsinteresten verschuldigd zijn. Er zijn nog een aantal wettelijke onduidelijkheden over wie er precies aansprakelijk is indien de taks (te goeder trouw) niet werd ingehouden door de tussenpersoon.   

Tot slot kan een titularis van een effectenrekening niet zonder meer ontsnappen aan de taks. Zo zijn de splitsing van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen bij dezelfde tussenpersoon of de omzetting van financiële instrumenten op een effectenrekening naar financiële instrumenten op naam vanaf 30 oktober 2020 niet tegenstelbaar aan de fiscus. Vanuit grondwettelijk perspectief kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij deze onweerlegbare vermoedens, die ook van toepassing zijn op situaties die niet fiscaal geïnspireerd zijn (bijvoorbeeld wanneer vroegere aandelen op naam die in het kader van een zekerheidsstelling gedematerialiseerd werden aangehouden, na de handlichting van het pand terug op naam worden gezet, of verwervingen in het kader van een openbaar overnamebod). Verder kunnen ook andere verrichtingen die vanaf 30 oktober 2020 zijn gesteld met de bedoeling de JTER te ontwijken, worden gevat door de nieuwe algemene antimisbruikbepaling die is ingevoerd in het WDRT. In dit geval kan wel nog het tegenbewijs worden geleverd dat de verrichting werd gesteld met andere motieven dan de JTER te ontwijken.

dotted_texture