15/07/20

Valt interne correspondentie met de juridische dienst onder de openbaarheid van bestuur?

De vraag of de briefwisseling met een bedrijfsjurist, werkzaam binnen een overheidsdienst, al dan niet openbaar gemaakt moet worden maakte het voorwerp uit van een discussie voor de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie, afdeling openbaarheid van bestuur, dewelke werd beslecht op 5 december 2019.

Dit is het antwoord van de beroepsinstantie:

‘Conform artikel 6, §2, 2° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur wijst een federale of niet-federale administratieve overheid de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument, die met toepassing van deze wet is gedaan, af wanneer de openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting.

De beroepsinstantie stelt nu vast dat er eveneens een wettelijke geheimhoudingsverplichting is voorzien voor adviezen die worden verstrekt door bedrijfsjuristen. In artikel 5 van de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen, is het volgende gestipuleerd: De door de bedrijfsjurist verstrekte adviezen, ten gunste van zijn werkgever en in het kader van zijn functie van juridisch raadsman, zijn confidentieel.

De beroepsinstantie moet dus concluderen dat er inderdaad ook een wettelijke geheimhoudingsplicht werd ingeschreven in de wetgeving rond het Instituut voor bedrijfsjuristen. Op grond daarvan zijn de door een bedrijfsjurist verleende adviezen strikt confidentieel.’

Opgemerkt wordt dat de betrokken bedrijfsjurist  lid is van het Instituut van Bedrijfsjuristen.

Referentie: beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie, Afdeling Openbaarheid van Bestuur, 5 december 2019, nr. OVB/2019/265.


Auteur: Dirk Van Heuven, Advocaat-Vennoot

dotted_texture