02/07/11

De visitatiebevoegdheden van de sociaal inspecteurs

Het nieuwe Sociaal Strafwetboek wijzigt en verduidelijkt vanaf 1 juli 2011 een aantal zaken met betrekking tot de bevoegdheden van de sociaal inspecteurs.

Met de invoering van het Sociaal Strafwetboek wenst de wetgever het kluwen aan reglementering in het kader van het sociaal strafrecht, zoals het voorheen bestond, te codificeren. De handhaving van het sociaal strafrecht wordt onder andere verzekerd door de sociale inspectie. In deze bijdrage wordt ingegaan op de visitatiebevoegdheden van de sociale inspectie. Vooraf dient hierbij te worden opgemerkt dat het Sociaal Strafwetboek de inspectiebevoegdheden van de federale sociale inspectiediensten regelt. De bevoegdheden van de regionale sociale inspecteurs van het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden geregeld bij decreet of ordonnantie.

1.- Algemeen: het finaliteits- en proportionaliteitsbeginsel

De bevoegdheden van de sociaal inspecteurs worden vooralsnog geregeld door de Arbeidsinspectiewet van 16 november 1972. In het nieuw Sociaal Strafwetboek vinden we de bevoegdheden van de sociaal inspecteurs terug onder titel II. Nieuw is dat in de artikelen 18 en 19 van het Sociaal Strafwetboek uitdrukkelijk een finaliteits- en proportionaliteitsbeginsel wordt opgenomen. Dit houdt in dat de sociaal inspecteurs hun bevoegdheden enkel mogen aanwenden met het oog op het toezicht op de naleving van de wet en hiervoor middelen dienen aan te wenden die "passend en noodzakelijk" zijn. Het betreft hier de codificatie van een bestaande praktijk.

2.- Visitatiebevoegdheid

Daarnaast wordt het oud art. 4, § 1, 1° van de Arbeidsinspectiewet in verband met de visitatiebevoegdheid van de sociaal inspecteurs, in het nieuw Sociaal Strafwetboek opgesplitst in twee artikelen. De visitatiebevoegdheid is een belangrijke bevoegdheid van de sociaal inspecteurs, aangezien veel controles door de sociale inspectie gebeuren door een plaatsbezoek.

Art. 23 van het Sociaal Strafwetboek regelt de visitatiebevoegdheid van de sociaal inspecteurs met betrekking tot niet-bewoonde ruimten en wijzigt inhoudelijk eigenlijk niets ten opzichte van het eerste lid van het oude art. 4 van de Arbeidsinspectiewet. Art. 24 van het Sociaal Strafwetboek handelt over de toegang tot bewoonde ruimten en brengt wel een wijziging aan. De opvallendste wijziging is dat het verzoek tot machtiging tot visitatie van bewoonde ruimten niet meer aan de politierechter maar aan de onderzoeksrechter wordt gevraagd. Ook de terminologie wordt aangepast. De Arbeidsinspectiewet sprak over "bewoonde lokalen", terwijl het Sociaal Strafwetboek de term ‘bewoonde ruimte’ hanteert. Een gemiste kans is ons inziens echter dat, ondanks de onduidelijkheid die reeds bestond over het begrip "bewoond lokaal" ten tijde van de Arbeidsinspectiewet, de wetgever nagelaten heeft het begrip "bewoonde ruimte" te definiëren.

We merken op dat onder de oude wetgeving, zoals ook het geval is voor de klassieke huiszoeking, werd aangenomen dat wanneer er toestemming was van de persoon die het werkelijk genot heeft van het bewoonde lokaal, de sociaal inspecteurs bewoonde lokalen konden betreden. De mogelijkheid tot visitatie van bewoonde ruimten mits toestemming wordt nu uitdrukkelijk opgenomen in artikel 24, § 1 van het Sociaal Strafwetboek. Voor de andere (nieuwe) visitatiebevoegdheden van de sociaal inspecteurs, inspireerde de wetgever zich eveneens op de klassieke huiszoekingswet, waardoor artikel 24 thans ook een wettelijke basis biedt voor de visitatiebevoegdheid van de sociaal inspecteurs bij betrapping op heterdaad, in geval van oproep vanuit de betrokken plaats en in geval van brand of overstroming.

Artikel 24 van het Sociaal Strafwetboek limiteert de visitatiebevoegdheid van de sociaal inspecteurs bijgevolg tot de in de eerste paragraaf specifiek opgenomen gevallen. Artikel 24, § 2 beschrijft de te volgen procedure voor de toestemming tot visitatie, iets wat in de Arbeidsinspectiewet ontbrak en voor veel onduidelijkheid zorgde.

De invoering van het Sociaal Strafwetboek zorgt inhoudelijk niet voor schokkende wijzigingen op het vlak van de (visitatie)bevoegdheden van de sociaal inspecteurs. Toch is de invoering van het Sociaal Strafwetboek een goede zaak, aangezien verduidelijkingen worden aangebracht en een aantal bestaande praktijken worden gecodificeerd.

dotted_texture