18/06/20

Misbruik van economische afhankelijkheid: een nieuw wapen voor David tegen Goliath

Stel je voor…

Je onderneming is gespecialiseerd in de productie van elektrische fietsen. Het nieuwste product, een nieuw model van je elektrische vouwfiets, is een enorm succes en vergroot je naamsbekendheid aanzienlijk. Door de sterke vraag naar dit nieuwe model is het aantal bestellingen door je distributeurs (winkels gespecialiseerd in de verkoop van fietsartikelen) sterk gestegen. Dit model van elektrische vouwfiets is werkelijk een must-have geworden.

Om de verkoop verder kracht bij te zetten, en de logistieke kosten te verlagen, besluit je om je distributiesysteem te herzien. Het doel is om het aantal verkooppunten te beperken tot vijftig gespecialiseerde winkels die, omwille van hun verkoopteam en hun laatst behaalde resultaten, het meest geschikt zijn om je producten te promoten. Je stopt bijgevolg met de levering van je producten aan andere winkels.

Eén van de niet geselecteerde winkels, sedert lange tijd een distributeur van je fietsen, beschuldigt je misnoegd van misbruik. Volgens hem zou je zwaar gestraft kunnen worden voor deze praktijk. Je begrijpt het niet zo goed: ook al is je omzet aanzienlijk gestegen, grotendeels dankzij de verkoopcijfers van de nieuwe elektrische vouwfiets, ben je helemaal geen dominante speler op de markt.

Hoog tijd om je advocaat te raadplegen…


Even verduidelijken.

Uiterlijk op 1 december 2020 treedt Artikel IV.2/1 van het Wetboek van Economische Recht in werking. Deze bepaling bevat een verbod op “misbruik van economische afhankelijkheid”. Je hebt het goed gelezen, het gaat hier niet om misbruik van een machtspositie, maar om misbruik van economische afhankelijkheid, een nieuwe vorm van zogenaamd “relatief” misbruik tussen handelspartners.

In navolging van andere EU-lidstaten (waaronder Frankrijk en Duitsland) voert de Belgische wetgever een verbod in dat van toepassing is op ondernemingen die een relatieve machtspositie innemen ten opzichte van een andere onderneming. Die laatste bevindt zich daarom in een “positie van economische afhankelijkheid", bijvoorbeeld omdat er voor haar geen gelijkwaardig alternatief beschikbaar is binnen een redelijke termijn, tegen redelijke voorwaarden en kosten.

Elke onderneming die zich in een positie van economische afhankelijkheid bevindt, kan zich beroepen op de bescherming van artikel IV.2/1 van het Wetboek van Economische Recht. Dit geldt dus zowel voor leveranciers als voor afnemers, ongeacht hun omvang.

Dat een onderneming economisch afhankelijk is van een handelspartner is op zich niet verboden. Net zoals voor ondernemingen met een machtspositie, is dit enkel het geval voor het misbruiken van de economische afhankelijkheid van de handelspartner. Bovendien moet het misbruik de mededinging kunnen schaden op de betrokken markt in België of een wezenlijk deel daarvan.

De lijst van verboden praktijken is dezelfde als de lijst die geldt voor het verbod op het misbruik van een machtspositie. Daaraan werd het weigeren van een verkoop, een aankoop of van andere transactievoorwaarden toegevoegd. Zo vallen het willekeurig opleggen van een excessief hogere prijs onder het verbod, evenals het stopzetten van bevoorrading van een voor de afnemer onontbeerlijk product, alsook het beperken van de productie ten nadele van de verbruikers.

De distributeur die schade ondervindt van de beslissing van je onderneming om de levering van elektrische fietsen abrupt stop te zetten, zou dus wel degelijk kunnen overwegen om een klacht in te dienen bij de Belgische Mededingingsautoriteit wegens misbruik van economische afhankelijkheid.

De Belgische Mededingingsautoriteit wordt specifiek bevoegd om inbreuken op het nieuwe verbod op te sporen, te vervolgen en te bestraffen. Het beschikt daarvoor over uitgebreide onderzoeksbevoegdheden en kan boetes opleggen tot 2% van de omzet van de betrokken onderneming. De autoriteit kan ook een dwangsom bevelen tot 2% van de gemiddelde dagomzet per dag vertraging van de stopzetting van de inbreuk.

Daarnaast blijven ook de Belgische rechtbanken en hoven bevoegd om de stopzetting van het misbruik te bevelen en kunnen zij, in tegenstelling tot de Belgische Mededingingsautoriteit, schadevergoeding toekennen aan de onderneming wiens economische afhankelijkheid werd misbruikt.


Concreet:

  • Elke leverancier of afnemer die over een sterke positie beschikt ten opzichte van een handelspartner moet waakzaam zijn in het licht van het nieuwe verbod. In het kader van distributieovereenkomsten kunnen bepaalde distributeurs worden geacht economisch afhankelijk te zijn van hun leverancier. Denken we maar aan franchise, onderaanneming of exclusieve concessies.
  • Economische afhankelijkheid doet zich voor wanneer een onderneming een "relatieve dominantie" bezit ten opzichte van een andere. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een daadwerkelijke machtspositie van een onderneming op de betrokken markt, die zich slechts voordoet bij een marktaandeel van meer dan 40%. Het verbod geldt ongeacht de omvang en het marktaandeel van de handelspartners, zolang het misbruik maar in staat is om de mededinging te schaden in België of een wezenlijk deel ervan.
  • Bijgevolg moeten aan drie cumulatieve voorwaarden worden voldaan:
  1. er moet sprake zijn van een positie van economische afhankelijkheid (deze is op zichzelf niet verboden);
  2. er moet sprake zijn van een misbruik van die positie; en
  3. het misbruik moet de mededinging kunnen schaden in België of een wezenlijk deel ervan.
  • De Belgische Mededingingsautoriteit ziet toe op de naleving van het verbod en zal significante boetes en dwangsommen kunnen opleggen bij de schending ervan.

Meer weten:

U kan de wet van 4 april 2019 raadplegen via deze link: https://www.abc-bma.be/sites/default/files/content/download/files/20190404_loi_wet.pdf, en de voorbereidende werkzaamheden via deze link: https://www.lachambre.be/FLWB/PDF/54/1451/54K1451003.pdf.

dotted_texture