25/11/19

Burgemeesters en schepenen wees op Uw hoede! Afschaffing van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspers…

Het ontgaat niemand dat de burger doorheen de jaren mondiger geworden is. Ten opzichte van de overheid staat de burger meer en meer op zijn strepen en wanneer hem hierin tekort wordt gedaan, gaat hij op zoek naar verantwoordelijken. Daarnaast is er sprake van verruwing in de politiek. Klachten vliegen over en weer en geen enkel huisje lijkt nog heilig. Ook de lokale besturen ontsnappen niet aan deze verruimde aansprakelijkheidsproblematiek.

Tot 2018 genoten de lokale besturen van een strafimmuniteit. Algemeen stelde het oude artikel 5 Strafwetboek dat de rechtspersoon strafrechtelijk verantwoordelijk is voor misdrijven die hetzij intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel, de waarneming van zijn belangen, of die, naar blijkt uit concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd. Echter maakte de wetgever in het laatste lid een uitzondering voor de politieke publiekrechtelijke rechtspersonen.

“Voor de toepassing van dit artikel kunnen niet als strafrechtelijk verantwoordelijke rechtspersoon worden beschouwd: de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.”

De reden hiervoor was dat deze rechtspersonen essentiële politieke opdrachten vervullen, hun organen democratisch verkozen zijn of onder rechtstreekse politieke controle staan. Alsook wou de toenmalige wetgever een politieke strijd via een strafrechtelijke klacht vermijden.

Het gevolg was dan vaak dat de lokale mandatarissen moesten opdraaien voor misdrijven die strafrechtelijk mogelijk toegerekend konden worden aan deze uitgesloten rechtspersonen. Daarenboven konden slachtoffers van het lokaal bestuur geen vergoeding bekomen, waardoor rechtbanken de facto sneller geneigd waren om de lokale mandatarissen te veroordelen.

Zo werd bijvoorbeeld het volledig college van burgemeester en schepenen van een Oost-Vlaamse Gemeente individueel veroordeeld voor hun nalatigheid en gebrek aan voorzorg en voorzichtigheid bij het vrijkomen van chloordampen in het gemeentelijk openluchtzwembad. In een gemeente in Vlaams Brabant werden zowel de burgemeester als het schepencollege voor de strafrechter gedaagd nadat een kindje zwaargewond was geraakt toen het aan het spelen was op het gemeentelijk speelplein. In de Kempen werden burgemeester, schepen en gemeenteraadslid dan weer vervolgd voor inbreuken op het afvalstoffendecreet en valsheid in geschrifte. Ook de saga van een West-Vlaamse burgemeester, die vervolgd werd voor een verkeersongeval op zijn grondgebied, is éénieder bekend.

Wij stellen in de praktijk vast dat tal van reglementeringen strafrechtelijke risico's inhouden voor mandatarissen zoals: de fiscaliteit, de wetgeving op de overheidsopdrachten, sociale reglementeringen met als exponent het welzijn op het werk, de privacy- en dataregels en last but not least de milieuproblematiek. Het is een kwestie van tijd dat mandatarissen zullen aangesproken worden voor een gebrekkig handhavingsbeleid of wegens nalatigheden bij het niet nakomen van bepaalde milieu-engagementen of milieudoelstellingen.

Om dergelijke situaties te vermijden en dus de lokale mandatarissen meer buiten schot te laten, veranderde de wetgever na 19 jaar van koers. Hij voerde met de wet van 11 juni 2018 twee cruciale wijzigingen door:

  • afschaffing van de strafrechtelijke immuniteit van politiek publiekrechtelijke rechtspersonen;
     
  • afschaffing  van de decumulregeling.

Maar ook hier geldt de wijsheid die Troje haar val had kunnen besparen: Equo ne credite.

Uit de schrapping van artikel 5 laatste lid Strafwetboek volgt dat vanaf 30 juli 2018 (datum van inwerkingtreding) alle publiekrechtelijke rechtspersonen strafrechtelijk verantwoordelijk kunnen zijn, dus ook de gemeente en het OCMW.

Ter compensatie hiervan voert de wetgever in één adem de eenvoudige schuldverklaring voor deze door het oude artikel 5 laatste lid uitgesloten rechtspersonen in.

Artikel 7bis laatste lid luidt namelijk:

“Ten aanzien van de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kan enkel, met uitsluiting van elke andere straf, de eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken.”

De verantwoordelijkheid leidt bij deze rechtspersonen dus niet tot het volledig toepasselijk worden van de straffen die het Belgisch strafrecht kent voor rechtspersonen. De eenvoudige schuldverklaring is namelijk de enige 'straf' die ze kunnen oplopen. De politieke publieke rechtspersonen schakelen van een strafimmuniteit naar een bestraffingsimmuniteit.

Daarnaast heeft de wetgever van de gelegenheid gebruik gemaakt om de zogenaamde decumul af te schaffen. De decumul zorgde ervoor dat bij samenloop enkel diegene (rechtspersoon of natuurlijke persoon) met de zwaarste fout werd gestraft. De samenloopregeling was dus een strafuitsluitende verschoningsgrond ten aanzien van de rechtspersoon of natuurlijke persoon die de lichtste fout beging.

Vanaf 30 juli 2018 kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen dus beiden veroordeeld worden als het feit hen verwijtbaar is, ongeacht of de feiten opzettelijk of uit onachtzaamheid zijn begaan en ongeacht het 'gewicht' van hun respectievelijke fouten. Artikel 5 derde lid:

“De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersonen sluit die van de natuurlijke personen, die daders zijn van dezelfde feiten of eraan hebben deelgenomen, niet uit.”

De hoofdbekommernis van de wetgever alsook van de parlementsleden was nochtans het vinden van een oplossing voor de aansprakelijkheid van lokale mandatarissen voor de misdrijven gepleegd door de lokale overheden. Na de inwerkingtreding van deze wet zijn krantenkoppen verschenen als: 'Burgemeesters kunnen iets geruster slapen', maar niets is minder waar. Fallit imago.

Artikel 50 bis Strafwetboek stelt immers:

“Niemand kan burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor betaling van geldboete waartoe een ander wordt veroordeeld, indien hij wegens dezelfde feiten wordt veroordeeld.”

Vroeger bleven de politieke publiekrechtelijke rechtspersonen weliswaar strafrechtelijk buiten schot, maar ze konden burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de penale boete waartoe hun mandataris was veroordeeld.

Vandaag kunnen lokale besturen samen met hun mandatarissen veroordeeld worden voor dezelfde feiten. Al kan de rechter lokale besturen enkel een eenvoudige schuldverklaring opleggen, dan heeft dit volgens gezaghebbende rechtsleer toch tot gevolg dat de lokale besturen niet meer civielrechtelijk aansprakelijk kunnen zijn voor de geldboete opgelegd aan hun mandatarissen die hier zelf voor zullen moeten opdraaien.

De lokale mandatarissen zijn nog steeds (en zelfs meer) de dupe. De wetgever kiest er dan wel voor dat ook de politieke publiekrechtelijke rechtspersonen strafrechtelijke verantwoordelijk kunnen worden gesteld, maar door de schrapping van de decumulregel ontlopen lokale mandatarissen de kans om van de strafuitsluitende verschoningsgrond te genieten. Daarenboven kunnen de lokale besturen niet meer aansprakelijk worden gesteld voor betaling van de boete van hun mandatarissen wanneer zij zelf veroordeeld zijn tot een eenvoudige schuldverklaring.

Lokale mandatarissen zijn in een gejuridiseerde en politiek verruwde samenleving dan ook kwetsbaarder dan ooit. Fallitur augurio spes bona saepe suo.


Auteurs:
Cies Gysen
cies.gysen@gdena-advocaten.be

Anke Verschaeren

dotted_texture