Buurtwegen zijn vaak, door vele jaren van onbruik dan wel afsluiting of overbouwen, niet meer zichtbaar in het landschap, en kunnen om die reden bij een aanvraag tot het bekomen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen leiden tot juridische moeilijkheden of vertraging. De problematiek van een buurtweg kwam meestal aan bod op het moment dat de vergunningverlenende overheid de zogenaamde Atlas der Buurtwegen bovenhaalde om zodoende na te gaan of er geen buurtweg over het kwestig bouwperceel liep. Indien deze vraag positief werd beantwoord, leidde dit geheid tot het weigeren van de beoogde omgevingsvergunning.
Op 1 september 2019 is het Decreet houdende de gemeentewegen van 3 mei 2019 (hierna: Decreet Gemeentewegen) in werking getreden, en werd hiermee de Wet op de Buurtwegen van 10 april 1841 opgeheven (artikel 83 Decreet Gemeentewegen). Vanaf 1 september 2019 is een bestaande buurtweg verworden tot een gemeenteweg (artikel 85 Decreet Gemeentewegen) of “een openbare weg die onder het rechtstreeks en onmiddellijk beheer van de gemeente valt, ongeacht van de eigenaar van de grond.” (artikel 1, 6° Decreet Gemeentewegen).
Een centrale rol omtrent de gemeentewegen wordt gegeven aan de Gemeenteraad, die hiermee een decretaal verankerde exclusieve bevoegdheid toegewezen krijgt (artikel 20 tot 23 Decreet Gemeentewegen). Vanaf 1 september 2019 kan een gemeenteweg slechts worden aangelegd, verplaatst, gewijzigd of worden opgeheven middels een besluit daartoe van de Gemeenteraad. Dit wil dus zeggen dat een buurtweg niet kan worden opgeheven louter en alleen door onbruik gedurende een onafgebroken periode van 30 jaar (de zogenaamde opheffing ingevolge verjaring), doch dat de Gemeenteraad op verzoek van de belanghebbende een gemeenteweg bij besluit kan opheffen als deze het bewijs levert van 30 jaar onafgebroken onbruik (artikel 14, §1 Decreet Gemeentewegen). Overigens van enige inlijving van gemeentewegen, door rechtsonderhorigen, zal naar de toekomst toe nog zeer moeilijk sprake zijn, gelet op het handhavingsapparaat dat voorzien wordt in het Decreet Gemeentewegen. Naast de klassieke strafsancties kan de gemeente evenzeer het openbaar karakter van de gemeenteweg afdwingen middels bestuursrechtelijke maatregelen zoals last onder dwang en bestuursdwang (artikel 38 tot 50 Decreet Gemeentewegen).
Vervolgens heeft de Decreetgever bij de opmaak van het Decreet Gemeentewegen oog gehad voor de verzuchtingen van en de gevolgen voor de bouwheren die zich geconfronteerd zagen met het gegeven dat hun bouwperceel getroffen was door de aanwezigheid van een toenmalige buurtweg. In dergelijke gevallen waren de bouwheren gedoemd om hun nieuwe bouwaanvraag vooraf te laten gaan door een separate administratieve procedure houdende opheffing van de buurtweg. Dit leidde tot tijdsverlies, het maken van bijkomende kosten alsook het gevoel van onzekerheid omtrent de vraag of het beoogde vastgoedproject al dan niet realiseerbaar zou kunnen zijn. Om die reden heeft de Decreetgever in het Decreet Gemeentewegen voorzien in de mogelijkheid om de vraag tot opheffing van een gemeenteweg te integreren in een aanvraag voor het komen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen (artikel 12,§2 Decreet Gemeentewegen). De systematiek van de procedure doet sterk denken aan een procedure “zaak der wegen” bij verkavelingen met interne wegenis (artikel 31 Omgevingsvergunningsdecreet): het College van Burgemeester en Schepenen kan slechts voor zover de Gemeenteraad zich over de vraag tot opheffing van de gemeenteweg heeft uitgesproken, zich uitspreken over de eigenlijke aanvraag tot het bekomen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen (artikel 12§2, in fine Decreet Gemeentewegen). Een georganiseerd administratief beroep bij de Vlaamse Regering is voorzien ingeval de Gemeenteraad een beoogde opheffing zou weigeren, waarbij de Vlaamse Regering binnen een termijn van orde van 90 dagen uitspraak doet nopens het administratief beroep (artikel 72 Decreet Gemeentewegen juncto artikel 31/1 Omgevingsvergunningsdecreet).
Een ander heikel discussiepunt, welke vroeger tot de nodige frustraties en rechtsonzekerheid leidde bij bouwheren, was het vraagstuk naar de exacte ligging of het traject van de “ontdekte buurtweg”. De vergunningverlenende overheden losten dit traditioneel op door enkel te verwijzen naar de desbetreffende kaart in de Atlas der Buurtwegen, waarna de bouwheer veelal wandelen werd gezonden. Het Decreet Gemeentewegen maakt komaf met deze administratieve praktijk door te voorzien in een specifieke afpalingsprocedure, die steeds op kosten van de gemeente zal verlopen zolang deze buitengerechtelijk van aard is (artikel 30 tot 33 Decreet Gemeentewegen). Onder de nieuwe wetgeving zal de belanghebbende een verzoek tot afpaling kunnen indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen, die op zijn beurt een landmeter-expert zal aanduiden die de afpaling zal uitvoeren. Bij deze afpalingsprocedure heeft de Decreetgever ook oog gehad voor de rechten van de aangelanden (of derde-belanghebbenden die een perceel hebben op of langs het traject van de gemeenteweg). Van één en ander wordt een proces-verbaal opgemaakt door de aangestelde landmeter-expert. Ten aanzien van de aangelanden die niet akkoord zijn met de bevindingen in het voornoemd proces-verbaal staat een administratieve “verzetsprocedure” open bij het College van Burgemeester en Schepenen. Ten aanzien van de belanghebbende, of de verzoeker tot afpaling, laat het Decreet Gemeentewegen terecht gelden dat alle verdere betwistingen dienen uitgeklaard te worden onder de vorm van een bezitsvordering bij de Vrederechter van het kanton waar de kwestige gemeenteweg is gelegen.
Zoals uit de bovenstaande beknopte uiteenzetting blijkt, mag op goede gronden besloten worden dat het Decreet Gemeentewegen een grote stap is op de “trage weg” naar de ideale decretale regeling omtrent de gemeentelijke wegenis.
Nick De Wint