19/08/19

Ontslag om dringende reden : diefstal blijft diefstal ongeacht de waarde van het gestolen goed (Cass. 6 juni 2016)

Een dringende reden wordt gedefinieerd in artikel 35 van de Wet op arbeidsovereenkomsten (hierna : Arbeidsovereenkomstenwet) als  'de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt'. Diefstal, gepleegd door een werknemer, ongeacht de waarde van het ontvreemde voorwerp of stuk, maakt een dringende reden uit die leidt tot ontslag, gezien het vertrouwen tussen de werkgever en werknemer hierdoor is geschonden. Dit is de tendens die door het Hof van Cassatie wordt gevolgd.


Beoordeling diefstal

De fout die een ontslag om dringende reden rechtvaardigt, moet voldoende ernstig zijn. De woorden 'voldoende ernstig' betekenen dat er sprake is van een overschrijding, die ervoor zorgt dat het vertrouwen van de ene partij (werkgever) in de andere (werknemer) dermate is aangetast dat de professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk wordt. Diefstal brengt  noodzakelijkerwijze het verlies van vertrouwen met zich mee.

De rechter heeft een soevereine beoordeling wat betreft de zwaarwichtigheid van de fout en haar weerslag op de mogelijkheid om de beroepsrelatie verder te zetten, met dien verstande dat hij het wettelijk begrip dringende reden niet mag schenden. Hij kan enkel vaststellen of er sprake is van een zware fout waardoor elke verdere professionele  samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk is. Hierbij mag geen rekening gehouden worden met de proportionaliteit tussen de fout en het ontslag. De onherroepelijke en definitieve vertrouwensband tussen ontslaggever en de werknemer, is het enige beslissingscriterium om het zwaarwichtig karakter van de ingeroepen fout te bepalen.


Proportionaliteitsbeginsel

In het verleden was de rechtspraak verdeeld over het feit of een werkgever een werknemer die een diefstal pleegt, om dringende redenen kan ontslaan. Sommige rechters bekeken de diefstal vanuit een meer algemeen kader en  maakten aldus toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Er werd rekening gehouden met de omstandigheden rond de diefstal zoals o.a.: de  anciënniteit van de werknemer, de waarde van het gestolen voorwerp, de functie van de werknemer,...

Deze proportionaliteitstoets werd echter verworpen door het Hof van Cassatie in haar arrest van 6 juni 2016. In de desbetreffende zaak ging het om een werkneemster met 22 jaar anciënniteit en een onberispelijke staat van dienst. Zij werd ontslagen om dringende reden naar aanleiding van het opladen van bonuspunten van klanten zonder klantenkaart, op haar eigen bonuskaart. Volgens het Arbeidshof van Luik stond het ontslag om dringende reden niet in verhouding tot de misstap in hoofde van de werkneemster, rekening houdend met haar langdurige anciënniteit en inzet voor het bedrijf. Het Hof van Cassatie vernietigde het bestreden arrest omdat het Hof, door de overweging van proportionaliteit, een extra voorwaarde had toegevoegd aan de wet en het arrest zo een schending uitmaakte van het artikel 35 Arbeidsovereenkomstenwet.

Uit deze zienswijze vloeit voort dat een werknemer zich niet kan verschuilen achter het feit dat gestolen goederen geen of een verwaarloosbare waarde hebben. De vaststaande rechtspraak beoordeelt diefstal door een werknemer namelijk vrij streng, ongeacht de waarde van het gestolen goed. Zo oordeelde ook het Arbeidshof te Brussel in haar arrest van 10 februari 2017 dat het ontslag om dringende reden rechtmatig was omwille van een diefstal van een koffiekoek en twee kleine rozijnenbroodjes, dit door te verwijzen naar de cassatierechtspraak van 6 juni 2016.


Besluit

Bij de beoordeling of een ernstige tekortkoming een ontslag om dringende reden kan rechtvaardigen, dient de rechter enkel na te gaan of de verdere professionele samenwerking definitief en onmiddellijk onmogelijk is geworden.

Wanneer een diefstal door een werknemer werd vastgesteld en deze bijgevolg wordt ontslagen door zijn werkgever om dringende reden, dan vindt het ontslag zijn oorsprong in het feit dat het vertrouwen van de werkgever in zijn werknemer is gekrenkt, in die mate dat het onmogelijk is om de arbeidsovereenkomst voor te zetten.

Uit het cassatiearrest van 6 juni 2016 volgt dat er geen sprake kan zijn van een 'proportionaliteitstoets'  tussen de ernstige fout en de gevolgen van een ontslag om dringende reden. Diefstal blijft dus een diefstal, ongeacht de waarde van de gestolen goederen...


Auteurs: Chloé Van Landeghem en Naime Köse (zomerstagiaire)

dotted_texture