De samenleving en meer specifiek de woonzorg heeft anno 2019 nood aan meer maatwerk, meer individuele maatregelen en meer persoonsgerichte benaderingen van ondersteuning en zorg, kort gezegd: meer nood aan aandacht voor de kwaliteit van het leven. Deze langetermijndoelstelling zal veel tussenstappen nodig hebben om zijn uiteindelijke doel, namelijk de totstandkoming van een sectoroverschrijdend decreet Langdurige Zorg en Ondersteuning, te bereiken. De actualisering van het decennia oude woonzorgdecreet wordt als één van de noodzakelijke tussenstappen beschouwd. Niet alleen het woonzorgdecreet wordt geactualiseerd, ook de uitvoeringsbesluiten betreffende de programmatie, erkenningsvoorwaarden en subsidiering voor woonzorgvoorzieningen en het uitvoeringsbesluit betreffende het faciliteren van een multifunctionele infrastructuur worden herzien.
Nood aan actualisering
In 2009 werden de thuiszorg en de ouderenzorg ondergebracht in één begrip, namelijk de woonzorg. Het doel was zorg op maat aan te bieden en kwaliteitsvolle zorg te organiseren door middel van professionele zorg, zelfzorg en mantelzorg. Het woonzorgdecreet heeft gedurende tien jaar standgehouden, maar vandaag is er duidelijk nood aan actualisering.
Niet alleen het nieuwe woonzorgdecreet dat op 15 februari 2019 werd bekrachtigd en afgekondigd zou moeten kunnen inspelen op de bevoegdheidsoverdrachten, de demografische evoluties, veranderende samenleving, ... , maar ook de uitvoeringsbesluiten waar momenteel volop werk van wordt gemaakt, zouden - in afwachting van een sectoroverschrijdend decreet Langdurig Zorg en Ondersteuning - op de meest prangende evoluties moeten kunnen inspelen.
De grote lijnen van de actualisering
De fundamenten van de woonzorg blijven in het decreet van 2019 overeind. Het decreet regelt de erkenning van het aanbod aan woonzorgvoorzieningen en verenigingen en de subsidiëring ervan (1). De focus blijft liggen op de organisatie van een kwaliteitsvol woonzorgaanbod. In grote lijnen streeft het geactualiseerde decreet naar een meer geïntegreerd aanbod en een vereenvoudiging in structuren.
De meest structurele wijzigingen doen zich voor bij volgende woonzorgvoorzieningen:
> Lokale dienstencentra zullen niet meer worden beschouwd als een thuiszorgvoorziening, maar als een laagdrempelige voorziening waar een gebruiker een zorg- of ondersteuningsnood dient te hebben.
> De groepen van assistentiewoningen, woonzorgcentra, centra voor kortverblijf en centra voor dagverzorging gaan zich voornamelijk focussen op ouderen, maar niet exclusief.
> De aanvullende thuiszorg, de regionale dienstencentra, de diensten voor logistieke hulp en de zorgnetwerken bestaan vanaf de inwerkingtreding van het geactualiseerde decreet niet meer. De opdrachten en middelen van deze centra zullen door andere woonzorgvoorzieningen worden overgenomen.
Belangrijke wijzigingen uitgelicht
1) Het lokaal dienstencentrum
Het lokaal dienstencentrum is één van de woonzorgvoorzieningen die bij deze actualisering de meeste wijzigingen zal ondergaan. Lokale dienstencentra moeten worden beschouwd als de belangrijkste actor in een buurt. Vandaag de dag ligt de opdracht van het lokaal dienstencentrum op het aanbieden van informatieve, vormende en recreatieve activiteiten om de zelfredzaamheid en het sociale netwerk van de gebruikers te versterken. Met het nieuwe woonzorgdecreet zal de nadruk meer liggen op het stimuleren van de sociale cohesie in de buurt, de zelfredzaamheid van de gebruikers versterken en de gebruiker ondersteunen om hem zolang mogelijk in goede omstandigheden in zijn vertrouwde buurt te laten wonen. Activiteiten zullen wel centraal blijven staan om deze doelstelling te bereiken, in het licht van de actualisering is het echter ook mogelijk dat de activiteiten op andere locaties zouden kunnen worden georganiseerd en niet enkel in de eigen infrastructuur van het lokaal dienstencentrum. Elk lokaal dienstencentrum zal uniek zijn en de dienstverlening moet meer zijn aangepast aan de context van de buurt, omwille hiervan zal voorafgaandelijk een buurtanalyse worden georganiseerd. Deze buurtanalyse zal zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens bevatten over de buurt, de bewoners, de actoren, de beleving, de sterktes en de zwaktes.
2) Centra voor kortverblijf
Uit de praktijk is gebleken dat de centra voor kortverblijf nood hebben aan meer differentiatie in de opdrachten. De opdrachten vereisen specifieke kennis, expertise, personele omkadering, aangepaste infrastructuur en programmatie. Omwille van deze redenen werd in het nieuwe woonzorgdecreet geopteerd om te werken met drie verschillende types. De basisopdracht van de centra voor kortverblijf, namelijk de respijtzorg, blijft in de drie verschillende types evenwel overeind:
Type één betreft de respijtzorg voor ouderen met een zorg- en ondersteuningsvraag, het gaat hierbij om geplande respijtzorg omdat thuis wonen om één of andere reden tijdelijk niet mogelijk is. Dit type zal een bijkomende erkenning als oriënterend kortverblijf kunnen krijgen.
Type twee concentreert zich op de respijtzorg voor andere specifieke doelgroepen zoals personen met jongdementie of personen die zich in een palliatieve thuiszorgsituatie bevinden. Het gaat hierbij eerder om een kleinschalig centrum. Bij dit type staan de specifieke noden en behoeften van de doelgroepen centraal. De zorg zal hierbij worden verleend door zorgactoren uit de eerste lijn, die al vertrouwd zijn met de gebruiker, zoals de huisarts, de thuisverpleegkundige etc.
Type drie focust zich tot slot op respijtzorg voor ernstig zieke kinderen en jongeren van 0 tot 21 jaar. Het gaat hierbij ook om respijtzorg omdat thuis wonen om één of andere redenen tijdelijk niet mogelijk is.
3) Groepen van assistentiewoningen
De opdrachten van groepen van assistentiewoningen zijn explicieter bepaald in het geactualiseerde decreet. De hoofopdracht blijft het aanbieden van een aangepaste woonomgeving, waar ouderen zelfstandig kunnen wonen en eventueel kunnen gebruikmaken van de dienstverlening. De groepen van assistentiewoningen moeten informeren over het zorgaanbod, inzetten op sociale contacten en ontspanning, maar ook contacten leggen met de buurt. In het geactualiseerde decreet is niet langer bepaald wie de rol van woonassistent opneemt, nu wordt immers verwezen naar het personeel. Het wordt met de invoering van het geactualiseerde decreet de autonome verantwoordelijkheid van de beheerder.
Een belangrijke wijziging betreft de schrapping van de mogelijkheid voor groepen van assistentiewoningen om zich aan te melden. Woonzorgvoorzieningen en verenigingen kunnen immers vanaf 1 januari 2019 niet meer worden aangemeld. Dit impliceert voor de groepen van assistentiewoningen dat enkel erkende groepen nog de naam 'assistentiewoning' mogen gebruiken. Het verschil tussen een erkende groep van assistentiewoningen en een aangemelde groep van assistentiewoningen ligt in de erkenningsnormen. De schrapping van de 'aangemelde' woonzorgvoorzieningen werd ingebouwd om meer rechtszekerheid met betrekking tot de kwaliteitseisen te bieden aan de gebruikers. Voor de reeds aangemelde assistentiewoningen zijn overgangsmaatregelen voorzien. Indien de assistentiewoningen op 1 januari 2019 beschikken over een omgevingsvergunning met het oog op realisatie van een aangemelde groep van assistentiewoningen, worden deze bij de realisatie van hun initiatief beschouwd als een aangemelde woonzorgvoorziening, conform artikel 65 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009.
Meer samenwerking op infrastructureel gebied
Niet alleen de exploitatie van de woonzorgvoorzieningen heeft nood aan actualisering, ook op infrastructureel gebied zijn er wijzigende maatschappelijke noden. Het voorontwerpbesluit van 22 februari 2019 streeft ernaar de infrastructuur aanpasbaar, inzetbaar en combineerbaar te maken en hiermee reeds rekening te houden tijdens de bouwfase. Hierdoor zullen de gebouwen gemakkelijker kunnen worden gebruikt door meerdere soorten woonzorgvoorzieningen en dus zonder te veel verbouwingskosten. De doelstelling is aldus infrastructuur te realiseren dat zowel sector- als beleidsdomeinoverschrijdend is.
Bij het streven naar voormelde doelstelling moet evenwel rekening worden gehouden met de randvoorwaarde, namelijk dat de multifunctionele infrastructuur de kwaliteitsvolle werking van de betrokken voorzieningen niet mag belemmeren.
Om de doelstelling concreet te bereiken werd in het voorontwerpbesluit geopteerd om de verschillende infrastructuurnormen van de woonzorgvoorzieningen op elkaar af te stemmen, zoals de oppervlaktes en de definities van ruimtes. Door middel van een infrastructuurregelgevingsanalyse werden de infrastructuurnormen opgedeeld in normen voor residentiële dagopvang enerzijds en ambulante voorzieningen anderzijds. De verschillende woonzorgvoorzieningen binnen deze twee categorieën kenden immers de meeste gelijkenissen.
Aline Vanhove