Veel ondernemingen laten het boekjaar gelijk lopen met het kalenderjaar. Bijgevolg worden na afsluiten van de met spijs en drank overgoten eindejaar periode elk jaar een handvol ondernemers geconfronteerd met een tweede kater wanneer het boekjaar wordt afgesloten en de balansen aan de algemene vergadering dienen te worden voorgelegd. Recente wijzingen in het insolventierecht zorgen ervoor dat u nog meer op uw hoede moet zijn.
Zelfs indien de cijfers niet rood kleurden is het einde van het boekjaar het uitgelezen ogenblik om samen met de accountant kritisch de cijfers van uw onderneming te analyseren. Hoe verhouden de kort- en langlopende schulden zich ten aanzien van het eigen vermogen? Zijn de voorziene toekomstige inkomsten voldoende om de schulden op korte termijn af te lossen? Werden er achterstallen opgebouwd ten aanzien leveranciers en/of fiscus, waardoor u mogelijks met beslag- en andere uitvoeringsmaatregelen zal worden geconfronteerd?
Indien de cijfers van uw onderneming één van voorgaande hypothesen onderschrijven, zal uw accountant u hier ongetwijfeld attent op maken en u misschien zelfs informeren over de mogelijkheid tot voeren van een procedure tot gerechtelijke reorganisatie waardoor u uw schuldenlast gedeeltelijk kan verlichten en uw achterstallen over een periode van maximaal 5 jaar gespreid kan terugbetalen.
De ondernemer dient zich er wel bewust van te zijn dat in tegenstelling tot vroeger, sinds het in voege treden van boek XX van het Wetboek Economisch Recht een procedure tot gerechtelijke reorganisatie echter niet meer zomaar in alle omstandigheden als noodrem kan worden gebruikt om bijvoorbeeld geplande openbare verkopen van onroerende of roerende goederen te blokkeren.
Artikel XX.44§2 WER bepaalt dat: “Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet.” Artikel XX.44§3 WER voorziet eenzelfde regeling voor geplande openbare verkopen van onroerende goederen.
De wet voorziet wel dat op ogenblik van neerleggen van het verzoekschrift of op een later tijdstip de rechter ‘kan’ toestaan dat de verkopen worden geschorst. Dit is evident indien de beslagen goederen noodzakelijk zijn voor de verderzetting van de activiteit. Het oordeel van de rechter zal uiteraard minder voorspelbaar zijn indien er beslag werd gelegd op de luxewagen van de zaakvoerder, de kunst of de villa die aan de zaakvoerder wordt verhuurd
De wetgever heeft evenwel een uitzondering voorzien op voorgaande regel artikel XX.44§1 WER waarin wordt bepaald dat in de periode tussen neerleggen van het verzoekschrift en de beslissing tot opening van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie (in de praktijk een periode van 7 tot 14 dagen): “kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard” en “kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar plaatsvinden”.
In de praktijk blijken een aantal gerechtsdeurwaarders zich weinig aan te trekken van deze wettelijke bepaling en trachten zij tijdens deze stand-stillperiode de verkoop verder te zetten, of minstens de meubelen op te laden met het oog op latere verkoop. De rechtspraak zal op termijn bevestigen op welke wijze deze bepaling effectief dient te worden gelezen, maar de positie van het juridisch proefkonijn dat voorwerp zal uitmaken van dit debat is weinig benijdenswaardig.
Het goede voornemen dat elke ondernemer in 2019 indachtig zou moeten zijn, is het tijdig raadplegen van een expert indien de eerste signalen van financiële moeilijkheden de kop opsteken. Wachten tot uw schuldeisers zelf het initiatief hebben genomen zal een potentiële procedure tot gerechtelijke reorganisatie enkel bemoeilijken.