Artikel 3, lid 1 van de richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, betreft het mededelingsrecht aan het publiek van auteurs.
In de overwegingen 9 en 10 van die richtlijn wordt het belang benadrukt van de vergoeding voor het gebruik van werken en van de rechtsbescherming en de afdwingbaarheid van het auteursrecht en de naburige rechten.
Wetend dat consumenten aangetrokken worden tot het idee van het gratis bekijken van films enz., dit dus zonder toestemming van de auteursrechthebbenden, heeft een verkoper van mediaspelers een model verkocht dat voor die mogelijkheid aangeprezen werd.
In het kader van een zaak Stichting Brein tegen Filmspeler, heeft het Hof van Justitie zich, bij arrest van 26 april 2017, onder meer uitgesproken over twee prejudiciële vragen van de rechtbank Midden-Nederland omtrent de kwalificatie van de verkoop door Filmspeler van een bepaalde mediaspeler, als mededeling van auteursrechtelijk beschermd werk zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van voormelde richtlijn.
Daarnaast heeft het Hof in die zaak eveneens de kwestie behandeld van het al dan niet rechtmatig gebruik door de eindgebruikers. (artikel 5, leden 1 (rechtmatig gebruik) en 5 (driestappentoets door te voeren op de in deze in lid 1 gemaakte uitzondering)).
Valt de verkoop van een mediaspeler die door daarop geïnstalleerde add-ons de mogelijkheid biedt om beschermde werken zonder toestemming van de auteursrechthebbende te bekijken, onder de toepassing van het begrip van een mededeling aan het publiek conform artikel 3, lid 1 van de richtlijn 2001/29/EG?
Beoordeling van het Hof van Justitie
Om te kunnen bepalen of voormeld medededelingsrecht in deze getroffen kan worden door een gebrek aan toestemming, wordt de geviseerde verkoophandeling door het Hof afgetoetst aan verschillende cumulatieve, “elkaar aanvullende” criteria.
Het gaat daarbij, zoals door het Hof omschreven in haar overwegingen 31 tot 34, om de centrale rol van de gebruiker bij het bewuste (zonder toestemming) verschaffen van de toegang tot de beschermde werken, de uitgestrektheid van het publiek, het voorhanden zijn van een nog niet door de gegeven toestemming in aanmerking genomen publiek of specifieke technische werkwijze tot mededeling en tot slot de vraag of met de mededeling winst wordt beoogd.
Overweging 23 van de richtlijn 2001/29/EG stelt dat artikel 3.1 elke (weder)doorgifte betreft “aan niet op de plaats van oorsprong van de mededeling aanwezig publiek”.
Betreffende het eerste criterium van de rol van de gebruiker, volstaat het enkele verschaffen van de toegang. Het Hof preciseert dus dat die mogelijkheid niet noodzakelijk benut moet worden (overweging 36 van het arrest).
Het gegeven dat er op de mediaspeler add-ons geïnstalleerd werden, die rechtstreeks toegang verschaffen tot de zonder toestemming ter beschikking gestelde werken, maakt dat er bij de verkoop van de mediaspeler duidelijk geen beperking is tot louter “fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken of te verrichten”, zoals bedoeld in overweging 27 van de richtlijn 2001/29), die een in artikel 3, lid 1 geviseerde mededeling zou uitsluiten. (overweging 39 van het arrest)
Het Hof benadrukt dat zonder de bewuste add-ons, “de kopers moeilijk zouden kunnen profiteren van de beschermde werken”, ook omdat “de streamingwebsites die (…) aan de orde zijn voor het publiek niet eenvoudig zijn te vinden en voor het merendeel ervan vaak veranderen”.(overweging 41 van het arrest)
Omtrent het tweede criterium van het bereikte publiek oordeelt het Hof dat dit voldoende omvangrijk is, zowel vanuit de vraagstelling hoeveel personen de mediaspeler hebben gekocht (groot aantal) of kunnen kopen (internetverbinding volstaat), als hoeveel personen tegelijk (bijvoorbeeld onbeperkt bij “live streaming”) of achtereenvolgens toegang kunnen hebben tot hetzelfde werk. (overweging 45 van het arrest)
Gelet op het gebrek aan toestemming gaat het in casu ook om een nieuw publiek in die zin dat het niet door enige toestemming tot mededeling beoogd werd.
De reclameboodschap benadrukte immers de omzeiling van de toestemmingsvereiste voor de mededeling door te vermelden dat de mediaspeler het mogelijk maakt dat “hiermee gratis en eenvoudig op een televisiescherm zonder toestemming van de auteursrechthebbenden op internet toegankelijk audiovisueel materiaal kan worden bekeken”. (overweging 50 van het arrest)
Ten slotte oordeelde het Hof dat het winstoogmerk onbetwistbaar is aangezien mensen die de prijs van de mediaspeler betalen, dit ook doen om zo de voormelde toegang zonder toestemming te verkrijgen. (overweging 51 van het arrest)
Besluit: de verkoop treft het mededelingsrecht
Gelet op alle voorgaande overwegingen, heeft het Hof dus besloten als volgt: “het begrip „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG […] moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op de verkoop van een mediaspeler als die in het hoofdgeding, waarop vooraf add‑ons zijn geïnstalleerd die op internet beschikbaar zijn en hyperlinks bevatten naar voor het publiek vrij toegankelijke websites waarop auteursrechtrechtelijk beschermde werken zonder toestemming van de rechthebbenden beschikbaar zijn gesteld.”
De verkoper moet dus het mededelingsrecht eerbiedigen.
TIps:
Neem als verkoper steeds de samenstelling van het voorwerp van de transactie en de daardoor geboden mogelijkheden, in acht. Gaat het bijvoorbeeld enkel om een middel waarmee de mededeling van werken kan worden verwezenlijkt of bevat het verkochte apparaat (in deze mediaspeler) add-ons met hyperlinks ter verschaffing van toegang tot auteursrechtelijk beschermde werken?
Onderzoek in het laatste geval ook de legaliteit van de links waarnaar verwezen wordt. Het Hof van Justitie heeft immers al geoordeeld dat “wanneer het plaatsen van hyperlinks geschiedt met een winstoogmerk, van de plaatser van de hyperlink kan worden verwacht dat deze de nodige verificaties verricht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken werk op de site waarnaar die links leiden, niet illegaal is gepubliceerd, zodat moet worden vermoed dat die plaatsing is geschied met volledige kennis van de beschermde aard van dat werk en van het eventuele ontbreken van toestemming van de auteursrechthebbende voor de publicatie op internet. In dergelijke omstandigheden en voor zover dit weerlegbare vermoeden niet is weerlegd, vormt de handeling bestaande in het plaatsen van een hyperlink naar een illegaal op internet gepubliceerd werk een „mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29”. (overweging 49 van het arrest, met verwijzing naar eerdere rechtspraak)
Houd, zo toepasselijk, de eerbiediging van de richtlijn voor ogen, zulks eveneens met het oog op het maken van uw reclame!
Zo u als verkoper twijfels of vragen zou hebben aangaande enig door u verkocht product, aarzel dan niet om tijdig advies in te winnen om eventuele auteursrechtelijke inbreuken te vermijden.