12/12/17

Waarom het herstel van uw luxehorloge net iets meer mag kosten

Wanneer je splinternieuwe bolide in panne valt, kan je een officiële hersteller aanspreken, of kiezen voor een vaak minder dure onafhankelijke hersteldienst.  Geeft je dure horloge de geest, dan heb je vaak die keuze niet.  Enkel een selectieve club van herstellers mag zich daar ‘officieel hersteller’ noemen en enkel zij krijgen nog toegang tot de onderdelen en know-how nodig voor herstel.   De vraag werd gesteld aan Europa of een dergelijk gesloten herstelnetwerk wel mag.

De tendens naar een beperkter doch kwalitatiever herstelnet vind je vandaag terug in diverse sectoren waar fabrikanten en invoerders de kwaliteit en de luxe die ze hun consumenten aanbieden op de primaire productmarkt willen doortrekken naar de secundaire dienstenmarkt. Ze kiezen dan voor een beperkt aantal gescreende herstellers die aan strenge, objectieve en niet-discriminerende criteria voldoen.   Enkel die geselecteerde herstellers worden beleverd van herstelonderdelen. 

Vraagt u zich ook af of die trend naar minder herstellers eigenlijk wel mag?  Wat met de vrije concurrentie op de herstelmarkt? Een recente beschikking van het Europese General Court op 23.10.2017 in de zaak T712/14, tussen de Europese Confederatie van horlogeherstellers tegen de Europese Commissie, brengt verdere verduidelijking.

Open herstelnet in de automobielsector

De motorvoertuigensector kent traditioneel een sectorspecifieke wetgeving met eigen richtlijnen.   De Europese Commissie windt er geen doekjes om dat zij de herstelmarkt open wil houden. Dat betekent dat de zogenaamde 3T’s (technische info, tools en training) in de regel ook moeten worden aangeboden aan ‘onafhankelijke marktdeelnemers’. Daartoe behoren bijvoorbeeld onafhankelijke herstellers, maar ook pechhulpdiensten of distributeurs van reserveonderdelen.

Kortom, in de automobielsector moeten de poorten van het herstelnetwerk in essentie open worden gehouden en mogen knowhow en onderdelen niet enkel worden voorbehouden aan het officiële netwerk.

Gesloten herstelnet bij luxehorloges

Het recente arrest van 23.10.2017 ging na of die verplichte ‘openheid’ van het herstelnet ook geldt voor het segment van luxehorloges.  De rechter kwam tot de bevinding, net als de Commissie eerder, dat de regels uit de automobielsector  hier niet van toepassing zijn.  Want, oordeelt het Europese Gerecht, niet alleen gaat het in de horlogesector over een veel minder rendabele herstelmarkt, bovendien is de noodzaak om vele herstelcenters dicht bij de consument te hebben minder belangrijk : horloges kunnen - zeer eenvoudig - worden verzonden naar een bepaald herstelpunt.  Er is dus geen nood aan een overvloed aan herstellers.

Ook de enorme complexiteit van het herstel van deze luxe-uurwerken en de  preventie van namaakhorloges, werden onder meer als redenen aangehaald door het Gerecht om de luxehorlogefabrikanten te volgen in de redenering dat de sector nood heeft aan grenzen om de kwaliteit te garanderen.

En andere sectoren dan ?

Of de uitspraak in de horlogesector dan weer ‘naar analogie’ toepassing vindt in andere sectoren is uit het arrest niet eenduidig af te leiden.  Maar laat ons zeggen dat als een horloge geen auto is,  en de herstelmarkten daarom verschillen, eenzelfde redenering allicht ook opgaat voor vele andere ‘high quality’ en ‘high tech’ producten.  Dit soort producten komen immers vlot in aanmerking om via een kwalitatief distributienet verdeeld te worden.  Het ziet er dan ook naar uit dat we steeds meer zullen evolueren naar kwalitatieve herstellersnetwerken, parallel aan kwalitatieve distributienetwerken. 

Kwaliteit boven, ook in het herstel.  Dus haal vooral nog eens diep adem als die horlogewijzer weer een pauze neemt.

Tine Bogaerts

Daan De Jaeger

dotted_texture