Vandaag belast minder dan de helft van de Vlaamse gemeenten verwaarlozing, ongeschiktheid en onbewoonbaarheid van woningen en gebouwen. Tot 31 december 2016 nam de Vlaamse overheid de belasting van deze woningen en gebouwen voor haar rekening, maar sinds 2017 werd deze bevoegdheid overgeheveld naar de gemeenten. Eigenaars van verwaarloosde woningen worden vandaag dus in de helft van de Vlaamse gemeenten lager belast dan voorheen.
Sinds de invoering van het Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 belast de Vlaamse overheid zowel leegstand als verwaarlozing, ongeschiktheid en onbewoonbaarheid van woningen en gebouwen. De laatste jaren is het zwaartepunt van de fiscale bevoegdheid inzake heffingen op leegstand, verwaarlozing, ongeschiktheid en onbewoonbaarheid van woningen en gebouwen stelselmatig verschoven van de Vlaamse overheid naar de steden en gemeenten.
Het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid heeft voor een eerste belangrijke bevoegdheidsverschuiving gezorgd. Vanaf 1 januari 2010 worden de gemeenten uitdrukkelijk gemachtigd om een eigen leegstandsheffing op gebouwen en woningen in te voeren. Sinds 1 januari 2010 belast de Vlaamse overheid enkel nog verwaarlozing, ongeschiktheid of onbewoonbaarheid van woningen en gebouwen. De Vlaamse overheid ging enkel nog leegstand belasten (vervangende gewestelijke heffing) wanneer de gemeente geen eigen gemeentelijke leegstandsheffing heeft en bovendien behoort tot 10 % Vlaamse gemeenten met de hoogste relatieve leegstand en bovendien de gemiddelde leegstand is gestegen.
Het Decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen heeft met ingang van 23 december 2016 opnieuw enkele belangrijke wijzigingen aangebracht. Het bijhouden van een leegstandsregister werd facultatief, de minimale gemeentelijke heffing werd geschrapt alsook de vervangende gewestelijke leegstandsheffing.
Kort nadien heeft het Decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen met ingang vanaf 1 januari 2017 de bevoegdheid inzake de belasting van verwaarlozing, ongeschiktheid en onbewoonbaarheid bij woningen en gebouwen eveneens overgeheveld naar de gemeenten.
Sinds 2017 zijn de steden en gemeenten dus volledig bevoegd inzake de leegstand, verwaarlozing, ongeschiktheid en onbewoonbaarheid van woningen en gebouwen. De Vlaamse overheid zal enkel nog ongeschiktheid en onbewoonbaarheid belasten indien de gemeente geen initiatief neemt. Verwaarlozing wordt niet meer door de Vlaamse overheid belast.
Uit een screening van de belastingreglementen van de Vlaamse steden en gemeenten, uitgevoerd door GD&A Advocaten, blijkt dat de helft van de Vlaamse gemeenten in 2017 nog geen gebruik maakt van deze nieuwe fiscale bevoegdheid. Dit heeft in de praktijk evenwel tot gevolg dat verwaarloosde gebouwen tot 2016 door de Vlaamse overheid werden belast, terwijl ze vanaf 2017 in de meeste Vlaamse gemeenten buiten schot blijven. Deze gemeenten staan er wellicht onvoldoende bij stil dat het niet invoeren van een gemeentelijke belasting op verwaarloosde woningen en gebouwen de facto leidt tot een financieel voordeligere situatie voor de betreffende eigenaars, hetgeen wellicht niet de beleidsdoelstelling zal zijn.
Steden en gemeenten die vandaag nog geen belasting heffen op verwaarloosde, ongeschikte en onbewoonbare woningen en gebouwen kunnen dit probleem uiteraard rechtzetten door de gemeenteraad alsnog een gepast belastingreglement te laten goedkeuren. De decreetgever biedt daarbij een ruime beleidsmarge aan de gemeenten om eigen klemtonen te leggen op maat van het bestuur.
Auteurs: Steven Michiels, Nathalie Wouters en Vincent De Weerdt