Een van de meest opmerkelijke maatregelen uit het Zomerakkoord van de regering Michel is ongetwijfeld de taks op effectenrekeningen. Vanaf 2018 is er een jaarlijkse belasting voorzien van 0,15% op effectenrekeningen in zoverre de effecten een totale waarde hebben van meer dan 500.000 euro. Het zijn de banken die elke maand de waarde van de effectenrekening zullen bepalen en op het einde van het jaar het gemiddelde zullen berekenen over twaalf maanden. Indien dit gemiddelde meer bedraagt dan 500.000 euro, dan is 0,15 procent belasting verschuldigd, op de volledige waarde van de effectenrekening en dus niet enkel op het deel boven 500.000 euro. De federale regering rekent met deze nieuwe belasting op een opbrengst van 254 miljoen euro in 2018.
De regering gaat er prat op dat zij met deze maatregel werk maakt van meer fiscale rechtvaardigheid, hetgeen door CD&V werd geëist van de coalitiepartners. Niettegenstaande er nog geen wetteksten in ontwerp werden vrijgegeven, blijkt echter nu al reeds uit de verklaringen van de regeringsleden dat deze nieuwe belasting zijn doel totaal zal voorbij schieten.
Vooreerst is het duidelijk dat de belasting toch een aantal belangrijke juridische vragen oproept. De belasting viseert beursgenoteerde aandelen, obligaties en beleggingsfondsen, maar voorziet in een uitzondering voor pensioenspaarfondsen en levensverzekeringen. Ook niet-beursgenoteerde aandelen vallen niet onder de belasting omdat dixit de regering de waarde hiervan niet objectief kan worden bepaald. In het licht van het doel van de belasting, m.n. het invoeren van een rijkentaks, is het juridisch vrij bedenkelijk om bijvoorbeeld beursgenoteerde aandelen mee te nemen in de berekening en niet beurgenoteerde aandelen vrij te stellen. En ook de berekening van de belasting roept vragen op naar het gelijkheidsbeginsel. Wie een effectenrekening heeft met een waarde van 499.999 euro is van de belasting vrijgesteld en wie een effectenrekening heeft met een waarde van 500.001 euro, zal 750 euro aan belasting moeten betalen en dus slechts 499.251 euro overhouden. Dat kan natuurlijk niet.
Hoewel er nog wat onduidelijkheid is over het statuut van de te belasten rekeninghouder, spreekt de regering in ieder geval het gerucht niet tegen dat enkel particuliere rekeninghouders onder de belasting vallen. En daar knelt het schoentje. Vermogende Belgische families houden immers hun beursgenoteerde aandelen in de overgrote meerderheid van de gevallen aan via holdingstructuren. Dit is fiscaal aantrekkelijk: het stelsel van de "definitief belaste inkomsten" kan spelen en successieplanning wordt kinderspel. Als kers op de taart zullen de aandeelhouders van de holding nu bijkomend aan de effectenrekeningtaks ontsnappen. Ze bezitten immers zelf enkel de aandelen van de holdingvennootschap, en dat zijn niet beurgenoteerde aandelen die van de effectenrekeningtaks zijn vrijgesteld. Indien Jos Peeters 3 miljoen euro beursgenoteerde-aandelen op een effectenrekening bezit, zal de effectenrekeningentaks van 0,15% van toepassing zijn. Hij zal dus 4.500 euro aan belasting per jaar moeten betalen. Indien Jos Peeters zijn effectenrekening inbrengt in een holding, dan zal hij voor de inbreng voor 3 miljoen euro aan aandelen van de holding ontvangen en dat zijn dan niet beursgenoteerde aandelen, waardoor de effectenrekeningentaks geen toepassing kan vinden.
En zelfs al zou de regering nu of in de toekomst er uiteindelijk toch nog voor opteren om ook effectenrekeningen van vennootschappen aan de belasting te onderwerpen, dan kan dit enkel gelden voor Belgische vennootschappen. Ten aanzien van buitenlandse vennootschappen heeft de Belgische overheid ter zake geen enkele territoriale heffingsbevoegdheid.
Een tweede ontsnappingsroute is het spreiden van de portefeuille over verschillende personen. Een echtpaar met een gemeenschappelijke portefeuille kan die makkelijk gaan splitsen in twee afzonderlijke portefeuilles. En voor de wat meer kloekere portefeuilles zal het voor de pater familias een koud kunstje zijn om de portefeuille onder zijn kinderen en kleinkinderen te verdelen via een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, waardoor meteen ook latere erfbelasting wordt vermeden.
Ook het ontkoppelen van de portefeuille in belaste en niet belaste investeringen biedt perspectieven. Het heroriënteren van de portefeuille van beurgenoteerde naar niet beursgenoteerde aandelen of levensverzekeringen zorgt voor een onmiddellijk gunstig effect. Hetzelfde geldt voor het opzoeken van alternatieve investeringen in onroerend goed, kunst, old timers, wijn, paarden, etc. Ook deze vermogensbestanddelen ontsnappen volledig aan de rijkentaks.
Wie denkt dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen en dat de meeste vermogenden niet wakker zullen liggen van een homeopathisch belastingtarief van 0,15%, is naïef. De belegger is immers niet vergeten dat de roerende voorheffing, de beurstaks en de taks op beleggingsfondsen de afgelopen jaren herhaaldelijk werden verhoogd en de vrees bestaat dat dit ook het geval zal zijn voor de taks op de effectenrekeningen. Wellicht deelt ook de regering deze vrees want zij laat tal van ontsnappingsroutes open staan. De taks op effectenrekening riskeert hiermee een fantoomtaks te worden. En de regering zou ondertussen moeten weten dat een fantoomtaks voor pijnlijke budgettaire fantoompijnen kan zorgen.
in associate with Michel Maus