De nieuwe wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 14 juli 2016, zal op 30 juni 2017 in werking treden voor wat betreft de klassieke sectoren (Koninklijk Besluit van 18 april 2017, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 mei 2017).
Verduidelijking van enkele nieuwigheden ingevoerd door de nieuwe regelgeving.
Inleiding
Het doel van de nieuwe wet is de omzetting in Belgisch recht van de nieuwe richtlijn 2014/24/EU van 26 februari 2014 inzake overheidsopdrachten in de klassieke sectoren en de richtlijn 2014/25/EU van 26 februari 2014 voor de speciale sectoren.
Deze richtlijnen dienden door de lidstaten ten laatste op 18 april 2016 in hun interne rechtsorde te zijn omgezet. Dit aanzienlijk omzettingswerk is intussen voltooid, en de actoren betrokken in het proces van overheidsopdrachten hebben nu tot 30 juni 2017 om hun praktijk aan te passen.
Meer concreet dienen in overeenstemming te zijn met de nieuwe regelgeving:
- de overheidsopdrachten die vanaf 30 juni 2017 moesten zijn bekend gemaakt, en
- de opdrachten waarvoor, bij ontstentenis van een verplichting tot voorafgaande bekendmaking, vanaf diezelfde datum wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte (artikel 131 van het eerder vermeld Koninklijk Besluit).
Deze termijn betekent met andere woorden dat alle opdrachten die vanaf 30 juni 2017 bekend gemaakt worden, zich met de nieuwe bepalingen, die de oude regelgeving vervangen, moeten conformeren.
Belangrijkste nieuwigheden in de nieuwe regelgeving
- Voorwaarden voor gebruik van de vereenvoudigde onderhandelings- of dialoogprocedures
De Europese wetgever heeft het de aanbestedende overheden mogelijk willen maken om gemakkelijker op de mededingingsprocedure met onderhandeling (artikelen 35 en 38 van de nieuwe wet) een beroep te doen. Dit is de nieuwe benaming van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met bekendmaking.
- Invoering van een nieuwe plaatsingsprocedure : het innovatiepartnerschap
Deze procedure staat de aanbestedende overheid toe haar behoeften te bepalen wanneer deze niet voldaan kunnen worden door het verwerven van producten, diensten of werken die reeds op de markt beschikbaar zijn. Iedere ondernemer kan een aanvraag tot deelname indienen in antwoord op een aankondiging van opdracht, waarbij hij de gegevens verstrekt die nodig zijn voor de selectie.
De aanbestedende overheid onderhandelt met de inschrijver of inschrijvers over hun oorspronkelijke offerte en over elke daaropvolgende offerte (met uitzondering van de definitieve offerte), onderhandeld om de inhoud ervan te verbeteren, echter zonder dat de minimumeisen en de gunningscriteria het voorwerp uitmaken van onderhandelingen. De aanbestedende overheid kan beslissen het innovatiepartnerschap met één partner te sluiten, dan wel met verschillende partners die afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor hun rekening nemen.
Deze nieuwe methode zal de toepassing mogelijk maken van een nieuw of aanzienlijk verbeterd product, een nieuwe of aanzienlijk verbeterde dienst of een nieuw of aanzienlijk verbeterd proces, waaronder, maar niet beperkt tot productie- of bouwprocessen, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen, onder meer om maatschappelijke problemen te helpen oplossen of de Europese strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te ondersteunen.
- De zogenaamde openbare of niet-openbare procedures blijven procedures van gemeen recht
Deze procedures kunnen gebruikt worden door de aanbestedende overheden zonder bijzondere verantwoording, maar het gebruik van onderhandelingsprocedures werd vereenvoudigd.
- De begrippen naar Belgisch recht “aanbesteding” en “offerteaanvraag” worden opgegeven.
- De termijnen voor het indienen van offertes worden ingekort
Zo is de minimumtermijn voor het indienen van offertes voortaan 35 dagen in de openbare procedure, in tegenstelling tot de minimumtermijn van 45 dagen die voorzien wordt door de huidige wetgeving. Deze termijn kan met 5 dagen ingekort worden indien de offertes langs elektronische weg worden ingediend. In het geval waarin de aanbestedende overheid een vooraankondiging bekend gemaakt heeft, kan deze minimumtermijn voor ontvangst op 15 dagen gebracht worden, voor zover bepaalde voorwaarden vervuld zijn. Deze termijn kan korter zijn dan 15 dagen in geval van een urgente situatie welke naar behoren is onderbouwd.
• Formulering van nieuwe uitzonderingen "in house" en voor samenwerking tussen openbare diensten
Voortaan voorziet de nieuwe wet verschillende uitzonderingen op de regels voor overheidsopdrachten, die de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de materie codificeren. Worden zo duidelijk opgelijst : de “eenvoudige in house”, door iedereen gekend, maar ook de in house “verwanten”, “aanverwanten”, of nog de “samenwonenden”. De samenwerking tussen twee aanbestedende overheden wordt eveneens aangepakt onder de noemer van niet-geïnstitutionaliseerde horizontale samenwerking (artikelen 30 en 31).
• De verplichting om een beroep te doen op elektronische middelen voor informatie-uitwisseling
Deze verplichting varieert naargelang de opdracht zich boven of onder de Europese drempels bevindt. Voor de opdrachten boven de drempels, die een verplichting met zich mee brengen om de Europese bekendmaking toe te passen, dienen alle communicatie en alle uitwisselingen van informatie ten laatste op 18 oktober 2018 volledig via elektronische middelen te gebeuren. Het is daarentegen slechts vanaf 1 januari 2020 dat deze verplichting van toepassing zal zijn op de overheidsopdrachten onder deze drempels.
Een bepaald aantal opdrachten zal echter niet beoogd worden door deze verplichting, zoals deze die de communicatie met zich meebrengen van gevoelige gegevens die confidentieel moet blijven, de communicatie van modellen, van opdrachten die via de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking gebeuren waarvan de geraamde waarde lager is dan de Europese drempels, of nog, onder andere, de opdrachten waarvan de geraamde waarde lager is dan 30.000 euro (artikel 14).
• Invoering van het UEA (Uniform Europees Aanbestedingsdocument)
Zoals vermeld wordt in de preambule van de Uitvoeringsverordening 2016/7/EU van de Europese Commissie van 5 januari 2016 houdende een standaardformulier voor het Uniform Europees Aanbestedingsdocument, komt dit document voort uit een wens van administratieve vereenvoudiging van de Europese wetgever, in die zin dat hij het mogelijk wilde maken de verplichting af te schaffen om een aanzienlijk aantal certificaten of andere documenten met betrekking tot de uitsluitings- en selectiecriteria te verstrekken.
De nieuwe wet voorziet zo, voor de opdrachten waarvan de geraamde waarde gelijk of hoger is dan de Europese drempels, dat de aanbestedende overheid, wanneer gebruik gemaakt wordt van de openbare procedure, kan overgaan tot het onderzoek van de offertes zodra het ontbreken van uitsluitingsgronden en het voldoen aan de selectiecriteria zijn nagegaan louter op grond van het UEA. In die gevallen kan worden overgegaan tot de evaluatie van de offertes zonder dat een verdere grondige controle op het ontbreken van uitsluitingsgronden en het voldoen aan de selectiecriteria is doorgevoerd in dit stadium. Vooraleer zij van deze mogelijkheid gebruik maakt, moet de aanbestedende overheid echter de afwezigheid nagaan van fiscale en sociale schulden (artikel 66).
• Opheffing van het onderscheid tussen de prioritaire en niet-prioritaire diensten
Voortaan wordt het onderscheid tussen de diensten opgenomen in de bijlagen II.A en II.B van de wet van 15 juni 2006 opgeheven. De diensten beoogd in bijlage II.B zijn nu ook onderworpen aan alle bepalingen van de richtlijnen, hoewel zij van een lichtere verplichting tot bekendmaking genieten.