Op 18 mei 2017 heeft het BelgischeParlement een wet aangenomen die de Europese richtlijn inzake civiele schadeclaims voor mededingingsinbreuken omzet. Deze wet beoogt voornamelijk om de instelling van claims tegen kartelleden voor de Belgische rechtbanken te vergemakkelijken. De nieuwe regels zijn niet van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld vóór 26 december 2014.
De wet beoogt – zoals de richtlijn – om een aantal praktische obstakels weg te werken voor slachtoffers van mededingingsinbreuken die voor de Belgische rechter een schadevergoeding willen bekomen. Zij is er in het bijzonder op gericht om het voor slachtoffers makkelijker te maken het bestaan aan te tonen van een inbreuk en de schade die zij beweerdelijk geleden hebben.
De wet voert daartoe het principe in dat een definitieve beslissing genomen door de Belgische Mededingingsautoriteit of het Hof van Beroep te Brussel het onweerlegbaar bewijs vormt dat de mededingingsinbreuk heeft plaatsgevonden. Inbreukbeslissingen genomen in een andere Lidstaat gelden daarentegen slechts als een begin van bewijs van een inbreuk. Daarnaast introduceert de wet een weerlegbaar vermoeden dat een kartelinbreuk schade berokkent.
Een andere maatregel om de vaststelling van een inbreuk en de geleden schade te vergemakkelijken, is de mogelijkheid voor de rechter om de overlegging van bewijsmateriaal door één van de partijen of een derde te bevelen, met een belangrijke uitzondering voor clementieverklaringen en voorstellen met het oog op een schikking. Bijzondere regels zijn van toepassing op bewijsmateriaal dat zich in het dossier van een mededingingsautoriteit bevindt.
De wet bevat eveneens regels over de zogenaamde "passing on" of doorberekening van meerkosten. Enerzijds zal een inbreukmakende onderneming niet de (volledige) schade aan haar directe afnemer moeten vergoeden, indien zij bewijst dat deze afnemer (een deel van de) prijsverhoging die het gevolg is van de inbreuk, aan zijn klant(en) heeft doorgerekend. Anderzijds voorziet de wet onder bepaalde voorwaarden in een weerlegbaar vermoeden dat doorrekening heeft plaatsgevonden, wanneer een schadeclaim werd ingesteld door een indirecte afnemer.
Voor de verantwoordelijkheid voor mededingingsinbreuken stelt de wet hoofdelijke aansprakelijkheid voorop. Iedere karteldeelnemer moet in principe kunnen worden aangesproken voor de volledige schade. De wet maakt een uitzondering voor clementieverzoekers (immuniteit) en KMO's (onder bepaalde omstandigheden). In beginsel zijn zij enkel aansprakelijk ten aanzien van hun eigen (directe of indirecte) afnemers of leveranciers, behalve wanneer geen volledige schadevergoeding kan worden verkregen van de andere inbreukplegers. Ondernemingen die een schikking hebben gesloten, zijn in beginsel ook niet aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de inbreukplegers die geen schikking hebben getroffen.
De wet bevat ten slotte nog specifieke regels met betrekking tot de verjaringstermijn voor schadeclaims.
Marieke Van Nieuwenborgh
Jan Bocken
Hans Gilliams