15/06/17

Belgisch register van uiteindelijk begunstigden in de maak

De regering heeft op 31 maart 2017 een voorontwerp van wet goedgekeurd tot omzetting van de bepalingen van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn, die de versterking beoogt van het preventieve luik in de strijd tegen het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering. De meest vernieuwende maatregel is de verplichting voor de lidstaten om te voorzien in een nationaal "register van uiteindelijk begunstigden". Dit centraal register zal de gegevens bevatten van de achterliggende natuurlijke personen van vennootschappen en andere juridische entiteiten.

De deadline voor omzetting door de lidstaten van de zogenaamde "vierde anti-witwasrichtlijn" (Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015) nadert met rasse schreden. Deze richtlijn heeft tot doel een aantal nieuwigheden in de preventieve anti-witwaspraktijk in te passen in de interne regelgeving van de lidstaten. De lidstaten kregen daarvoor ruim twee jaar de tijd, tot uiterlijk 26 juni 2017.

De richtlijn voorziet in drie grote wijzigingen om een efficiëntere preventie te verwezenlijken. Ten eerste moeten de lidstaten het witwas- en terrorismefinancieringsrisico in de verschillende sectoren identificeren en beoordelen, om vervolgens de gepaste maatregelen te kunnen nemen om die risico's te beperken. De maatregelen die worden genomen ter voorkoming van die witwaspraktijken, zullen dan – afhankelijk van de inschatting van het risico – worden opgevolgd op het niveau van de Europese Commissie, dan wel door de organen van de lidstaten of door de meldingsplichtige entiteiten. Ten tweede wil de richtlijn een verscherpt cliëntenonderzoek invoeren voor verdachte financiële transacties met cliënten afkomstig uit derde landen met een verhoogd risico (tot bedreiging van het financiële stelsel). Als derde en meest controversiële wijziging legt de richtlijn de lidstaten de verplichting op om een centraal register aan te leggen waarin gegevens worden opgenomen over vennootschappen en andere juridische entiteiten en de achterliggende natuurlijke personen (de "uiteindelijk begunstigde" of "Ultimate Beneficial Owner"), het zogenaamde "UBO-register".

De verplichtingen voor de meldingsplichtige entiteiten

Met de invoering van het UBO-register beschikken de lidstaten (en de Europese Unie) over een nieuw, bijkomend middel in de strijd tegen witwas en terrorismefinanciering. Het spreekt evenwel voor zich dat het UBO-register slechts een extra pijl op de boog is en het geenszins de bedoeling is om de meldingsplicht en/of het cliëntenonderzoek van de meldingsplichtige entiteiten te vervangen. Het is dan ook belangrijk te benadrukken dat de meldingsplicht en het cliëntenonderzoek (en de daaruit voortvloeiende verplichtingen) onverkort blijven bestaan en dat het miskennen ervan aanleiding kan geven tot verregaande administratieve of strafrechtelijke sancties.

Wat het cliëntenonderzoek betreft, heeft de wetgever gesnoeid in het aantal gevallen waarin een vereenvoudigd cliëntenonderzoek volstaat. Het aantal situaties waarin een standaard, dan wel een verscherpt cliëntenonderzoek vereist is, wordt aanzienlijk uitgebreid.

Het weze herhaald dat er een meldingsplicht bestaat van zodra men weet, vermoedt óf redelijkerwijs kan vermoeden dat geldmiddelen, ongeacht hun bedrag, opbrengsten van criminele activiteiten zijn of verband houden met terrorismefinanciering. De vierde Europese witwasrichtlijn vermeldt daarbij uitdrukkelijk dat dit ook geldt wanneer de opbrengsten voortkomen uit fiscale misdrijven in verband met directe belastingen en indirecte belastingen (waarop een minimale vrijheidsstraf van zes maanden staat). Het is bijgevolg van belang ook in geval van vermoedens van gebruik van dergelijke opbrengsten de meldingsplicht na te leven.

Naast bovenstaande verplichtingen, die moeten worden vervuld ten overstaan van de Cel Financiële Informatieverwerking, blijven ook de andere (interne) verplichtingen verder bestaan, namelijk het gedurende een bepaalde termijn bijhouden van de ontvangen documenten en het uitvoeren van interne controles.

Het UBO-register volgens de richtlijn

De vierde anti-witwasrichtlijn trekt de lijn nu door naar vennootschapsrechtelijke structuren en andere juridische entiteiten: gelet op het gebrek aan transparantie op het vlak van de uiteindelijk begunstigden van vennootschapsrechtelijke structuren en de eraan verbonden risico's op misbruik door witwas en terrorismefinanciering, moeten de lidstaten voortaan beschikken over toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden en moeten zij toezicht uitoefenen op alle vennootschappen, trusts en andere rechtspersonen en juridische constructies.

Daarbij rijst de vraag wie beschouwd wordt als uiteindelijk begunstigde. De richtlijn omschrijft de uiteindelijk begunstigde als de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of de zeggenschap heeft over een juridische entiteit, via het rechtstreeks of onrechtstreeks houden van een toereikend percentage van de aandelen, stemrechten of het eigendomsbelang in die entiteit. Aan die voorwaarde is volgens de richtlijn voldaan wanneer een natuurlijke persoon 25% van de aandelen, stemrechten of het eigendomsbelang bezit, al kunnen lidstaten ook een lager percentage opleggen. Wanneer het voor een bepaalde entiteit niet mogelijk is om de natuurlijke personen te identificeren die de uiteindelijke eigenaars zijn van of het zeggenschap hebben over die entiteit, beschouwt de richtlijn het hoger leidinggevend personeel van die entiteit als uiteindelijk begunstigden. Bij trusts en andere juridische constructies die ermee vergelijkbaar zijn (bijvoorbeeld een stichting) gelden de settlor, de trustees, de protector, de begunstigden en eventuele andere natuurlijke personen die zeggenschap over de trust uitoefenen als uiteindelijk begunstigden.

Het is met andere woorden de bedoeling om voor elke entiteit een of meerdere natuurlijke personen als uiteindelijk begunstigde in het UBO-register op te kunnen nemen. Doorgaans zullen dat de (rechtstreekse of onrechtstreekse) aandeelhouders zijn die 25% of meer aandelen aanhouden, maar bij gebrek daaraan kunnen evengoed de leden van de raad van bestuur of andere leidinggevenden in het register worden genoteerd.

Verder bepaalt de richtlijn dat het UBO-register de naam, de geboortemaand en het geboortejaar, de nationaliteit en de woonstaat van de uiteindelijk begunstigde moet vermelden, alsook de aard en de omvang van diens belang.

De cruciale vraag is ten slotte aan wie en in welke mate toegang wordt verleend tot die gecentraliseerde informatie. De richtlijn maakt het UBO-register onbeperkt toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en voor financiële inlichtingeneenheden. Ook meldingsplichtige entiteiten (bijvoorbeeld financiële instellingen, vastgoedmakelaars, accountants, notarissen, …) kunnen het register raadplegen, zij het enkel in het kader van een onderzoek naar hun eigen cliënteel. Daarnaast moet het register volgens de richtlijn ook toegankelijk worden gemaakt voor alle personen die een legitiem belang kunnen aantonen. Enkel in uitzonderlijke gevallen kunnen lidstaten een uitzondering maken op die principiële toegang tot het UBO-register.

Het Belgisch Register van uiteindelijk begunstigden

Op 31 maart 2017 heeft de regering een voorontwerp van wet goedgekeurd, dat voorziet in een Belgisch "Register van uiteindelijk begunstigden". Het voorontwerp werd ter advies voorgelegd aan de Raad van State, die zich momenteel buigt over de verschillende vragen die nog voorliggen (onder andere een mogelijk conflict met het recht op privacy). Nadien wordt het ontwerp ter stemming aan het parlement voorgelegd.

Voorlopig is het nog onduidelijk hoe de Belgische regeling er precies zal uitzien, namelijk wie toegang zal hebben, hoe die toegang zal worden georganiseerd, welke legitieme belangen een toegang kunnen rechtvaardigen en voor welke doeleinden de informatie zal mogen worden gebruikt. Die elementen zullen later worden uitgewerkt in een Koninklijk Besluit. Uit het voorontwerp blijkt wel dat het register zal worden beheerd door een nieuw op te richten dienst binnen de Algemene Administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën. Daarbij dient opgemerkt dat ook de fiscale administratie enkel toegang tot het register zal krijgen voor de doeleinden waarvoor het register wordt ingevoerd, namelijk de preventie van het witwassen van geld en de strijd tegen de financiering van terrorisme. In het kader van een gewone fiscale controle zal de fiscus het register dus niet kunnen raadplegen.

In afwachting van de definitieve wetswijziging is het raadzaam voor elke entiteit te onderzoeken wie als uiteindelijk begunstigde in het register zal worden opgenomen, zodat u voorbereid bent wanneer de nieuwe wet in voege treedt en het Belgische UBO-register wordt aangelegd.


Margot Vandebeek
Herbert Casier

dotted_texture