In een arrest van 29 maart 2017 diende het Europees Hof van Justitie zich uit te spreken over een prejudiciële vraag van een Duitse Rechtbank aangaande de informatieverplichtingen die dienen gerespecteerd te worden door een online verkoopplatform, wanneer deze een uitnodiging tot aankoop van producten van verschillende van haar professionele verkopers publiceert in een gedrukt magazine.
Feiten
De feiten die aan de basis lagen van de prejudiciële vraag waren de volgende:
DHL exploiteert in Duitsland een onlineverkooplatform “Meinpaket.de”, waarop professionele verkopers hun eigen producten te koop aanbieden. Deze verkooptransacties brengen geen overeenkomst tussen DHL Paket zélf en de koper tot stand, maar tussen de professionele verkoper die zijn goederen aanbiedt via Meinpaket.de en de koper.
Het hoofdgeding gaat over een reclameadvertentie van DHL op 2 december 2012 in het weekblad Bild am Sonntag. Die advertentie stelde vijf verschillende producten voor die via het verkoopplatform van DHL konden worden gekocht. De lezer die interesse had in een van die producten werd uitgenodigd naar het platform te gaan en er de code in te geven die met het product overeenstemde en die in de advertentie was vermeld. Hij kreeg dan toegang tot een site die aan het betrokken product was gewijd en waarop de identiteit van de professionele verkoper van dat product was vermeld. In de rubriek “Informatie over de leverancier” kon de lezer bovendien kennisnemen van gegevens inzake de handelsnaam en het geografische adres van de professionele verkoper. In de advertentie stond ten slotte dat via het platform de geïnteresseerde personen toegang konden hebben tot meer dan 5 miljoen producten en meer dan 2 500 handelaren.
Een concurrent op de markt, diende vervolgens klacht in bij de autoriteiten aangezien DHL zich schuldig zou gemaakt hebben aan oneerlijke concurrentie. Volgens deze concurrent kwam DHL haar verplichting niet na de identiteit en het geografische adres te noemen van de leveranciers die via het verkoopplatform hun producten verkochten. De Duitse rechtbank stelde daarop een prejudiciële vraag aan het EHvJ.
Beslissing van het EHvJ
In eerste instantie merkt het Hof nogmaals op dat het geografische adres en de identiteit van de handelaar, in het bijzonder zijn handelsnaam, en in voorkomend geval het geografische adres en de identiteit van de handelaar namens wie hij optreedt, als essentiële precontractuele informatie worden beschouwd. Maar daarnaast merkt het Hof ook op dat bij de beoordeling van de betrokken handelspraktijk met name rekening moet worden gehouden met de feitelijke context ervan en met de beperkingen van het gebruikte communicatiemedium. Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat er bij het voeren van reclame voor een onlineaankoopplatform in een gedrukt medium, er zodus een groot aantal mogelijkheden van aankopen zijn bij verschillende handelaren, en er eveneens beperkingen kunnen zijn qua ruimte.
Het Hof oordeelde als volgt:
Hieruit volgt dat de informatie betreffende het geografische adres en de identiteit van de handelaar, (…) weliswaar in beginsel in de uitnodiging tot aankoop moet worden vermeld, maar dat dit niet noodzakelijk het geval is wanneer het voor de handelspraktijk gebruikte communicatiemedium beperkingen qua ruimte met zich meebrengt, voor zover de consumenten die de producten die het voorwerp zijn van de reclame via de internetsite – vermeld in de reclameadvertentie – van de onderneming die reclame voor die producten maakt, kunnen kopen, die informatie makkelijk op of via die internetsite kunnen verkrijgen. Het staat aan de verwijzende rechter om, per geval, te beoordelen of die voorwaarde is vervuld, rekening houdend met de context van de uitnodiging tot aankoop en het gebruikte communicatiemedium.
(…)
Indien in reclame in een gedrukt medium producten van verschillende leveranciers worden gepromoot, blijft de door die bepaling vereiste informatie bijgevolg noodzakelijk, onder voorbehoud van de beperkingen qua ruimte waarvan sprake is [in punt 29] van het onderhavige arrest.”