24/01/17

Misleidende handelingen en omissies

Misleidende handelingen en omissies[1]


Het Hof van Justitie heeft in een prejudiciële beslissing bijkomende duiding gegeven over de interpretatie van artikel 6 en 7 van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Deze bepalingen zijn geïmplementeerd in het Belgisch recht door de artikelen VI.97 en VI.99 WER.

De zaak betrof een reclamecampagne voor abonnementen op bepaalde televisieprogramma’s, waarbij de maandelijkse prijs bijzonder in het oog sprong terwijl de zesmaandelijkse kosten werden weggelaten of minder opvallend werden vermeld. Het Hof stelde hieromtrent dat het op de voorgrond vermelden van slechts één van de twee prijscomponenten misleidend kan zijn indien een gemiddelde consument de onjuiste indruk heeft dat hem een voordeligere prijs wordt verstrekt waardoor hij mogelijks een besluit neemt dat hij anders niet had genomen. Om na te gaan of zulke reclamespot tot een onjuiste perceptie kan leiden, dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, met inbegrip van de verscheidenheid aan voorstellen op televisie (die de consument van de wijs kan brengen) en het relatief aandeel van de niet in het oog springende prijscomponent. De beperkingen qua ruimte en tijd eigen aan het gebruikte communicatiemedium zijn dan weer irrelevant voor het beoordelen van het misleidend karakter.

In tegenstelling tot de beoordeling van een misleidende handeling, dient er bij de beoordeling van een misleidende omissie wel rekening te worden gehouden met de beperkingen qua tijd of ruimte die eigen zijn aan het gebruikte communicatiemedium, alsook met de maatregelen die de handelaar genomen heeft om informatie langs andere kanalen ter beschikking te stellen.[2] Door de volledige harmonisatie dient men deze factoren (samen met de feitelijke context) in rekening te brengen, zelfs indien dit niet uitdrukkelijk voorgeschreven staat door de nationale (omzettings)wet.

Het Hof stelde tot slot dat men bij een uitnodiging tot aankoop ook rekening kan houden met beperkingen eigen aan het communicatiemedium, ondanks de uitdrukkelijke lijst met essentiële informatie opgenomen in de richtlijn[3]. Omgekeerd sluit het voorzien van alle informatie op deze lijst echter niet uit dat de handelspraktijk als misleidend kan beschouwd worden.

Voetnoten:

1. Arrest van 26 oktober 2016, Canal Digital C-611/14, EU:C:2016:800, beschikbaar op http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=184853&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=361798.
2. Zie artikel 7, lid 1 Richtlijn oneerlijke handelspraktijken.
3. Zie artikel 7, lid 4 Richtlijn oneerlijke handelspraktijken.

dotted_texture