Met een arrest van 30 juni 2016 heeft het Grondwettelijk Hof naar aanleiding van een prejudiciële vraag de Vlaamse en Brusselse bodemwetgeving wat meer op één lijn gebracht.
Concreet toetste het Grondwettelijk Hof artikel 58 van de Brusselse Bodemordonnantie aan het grondwettelijke recht op een billijke vergoeding voor de onteigende en het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel. Deze uitspraak helderde het statuut van de zogenaamde ‘onschuldige’ onteigende op. Dit is de onteigende wiens eigendom lijdt onder een bodemverontreiniging die hij niet zelf heeft veroorzaakt.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de financiële gevolgen van de bodemverontreiniging niet mogen meespelen bij het bepalen van de onteigeningsvergoeding, indien de onteigende de bodemverontreiniging niet heeft veroorzaakt en niet saneringsplichtig is.
Een tegenovergestelde mening zou niet overeenstemmen met het gelijkheidsbeginsel en de verplichte billijke vergoeding voor de onteigende. Het Grondwettelijk Hof verwijst ter verantwoording onder meer naar het verplichte karakter van de onteigening.
Het Grondwettelijk Hof wijkt met andere woorden af van de vereiste van de marktconforme onteigeningsvergoeding, daar bodemverontreiniging vanzelfsprekend een neerwaartse druk op de venale waarde van het kwestieuze onroerend goed uitoefent.
De Vlaamse bodemwetgeving voorziet met de artikelen 119 en 119bis Bodemdecreet zelf in een gelijkaardige regeling. Volgens deze bepalingen gaat de saneringsplicht van rechtswege over op de onteigenende overheid in het geval van onteigening van een verontreinigde grond. Er is uitdrukkelijk voorzien dat de geraamde bodemsaneringskost niet speelt bij het bepalen van de voorlopige onteigeningsvergoeding, indien de onteigende niet saneringsplichtig is. In voorkomend geval dient de onteigenende overheid zich via burgerrechtelijke weg te richten tot de saneringsaansprakelijken.
Uiteindelijk komt deze regeling neer op het ‘de vervuiler betaalt’-principe. Voor de onteigende betekent dit eens te meer ‘geen schuld, geen boete’.