De omzetting van de Europese Accountancyrichtlijn in het Wetboek van Vennootschappen en diens uitvoeringsbesluit door een wet van 18 december 2015 heeft enkele belangrijke gevolgen voor de verplichtingen van vennootschappen inzake hun jaarrekening. De formaliteiten zullen voor heel wat vennootschappen vereenvoudigd worden en de kosten zullen verminderen. Wij lichten dit hierna verder toe.
1. Wijziging van de drempel tussen grote en kleine vennootschappen
Het onderscheid tussen grote en kleine vennootschappen is onder meer van belang voor het gebruik van het volledige of het verkorte schema van de jaarrekening, de verplichting om een jaarverslag op te maken, de verplichting om een commissaris aan te stellen, alsook voor diverse fiscale bepalingen.
(a) De criteria stijgen
Een kleine vennootschap mag niet meer dan één van de drie criteria overschrijden, die voortaan als volgt zijn:
- Jaaromzet: 9.000.000 EUR (in plaats van 7.300.000 EUR)
- Balanstotaal: 4.500.000 EUR (in plaats van 3.650.000 EUR)
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50 (ongewijzigd)
De regel die voorschrijft dat vennootschappen met een personeelsbestand van meer dan 100 personeelsleden nooit als kleine vennootschappen kunnen worden gekwalificeerd, is afgeschaft.
(b) De uitgestelde werking wijzigt
Voortaan zal zowel het overschrijden als het niet langer overschrijden van meer dan één van de criteria slechts gevolgen hebben wanneer dit zich gedurende twee opeenvolgende boekjaren voordoet. Bovendien gaan de gevolgen pas in vanaf het daaropvolgende boekjaar.
(c) Wanneer moeten de criteria op geconsolideerde basis worden berekend?
Voorheen moesten alle vennootschappen die verbonden zijn met andere vennootschappen de criteria op geconsolideerde basis berekenen. Voortaan geldt dit enkel nog voor moedervennootschappen (d.i. een vennootschap die een andere vennootschap controleert), vennootschappen die een consortium vormen en vennootschappen opgericht met als enige doel de verslaggeving van bepaalde informatie te ontwijken. Let wel, wanneer voor fiscale doeleinden een onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine vennootschappen, moeten nog steeds alle verbonden vennootschappen de criteria op geconsolideerde basis berekenen.
2. De microvennootschap
(a) Een nieuwe categorie
Naast de grote en kleine vennootschappen bestaan er nu ook microvennootschappen. Zij dienen hun jaarrekening op te maken volgens het eenvoudigere microschema. Bovendien zijn de kosten van neerlegging van deze jaarrekening lager.
(b) Criteria
Een microvennootschap mag niet meer dan één van de drie volgende criteria overschrijden:
- Jaaromzet: 700.000 EUR
- Balanstotaal: 350.000 EUR
- Jaargemiddeld van het personeelsbestand: 10
Bovendien mag ze geen dochter- of moedervennootschap van een andere vennootschap zijn.
3. De jaarrekening en bijkomende documenten – neerleggingskosten
Door de nieuwe bepalingen van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van Vennootschappen worden er aan de inhoud en de structuur van de jaarrekeningen een aantal wijzigingen aangebracht.
Verder wordt het aantal documenten dat samen met de jaarrekening bij de Nationale Bank van België moet worden neergelegd, uitgebreid. Zo moet er voortaan een lijst van de ondernemingen waarin de vennootschap een deelneming bezit, worden neergelegd.
Tenslotte zullen de neerleggingskosten dalen, o.m. wegens de schrapping van de vermelding van de neerlegging in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.
4. Groepen van vennootschappen
De criteria om te worden beschouwd als een kleine groep (voortaan genoemd "groep van beperkte omvang"), die wordt vrijgesteld van het opmaken van een geconsolideerde jaarrekening, zijn eveneens verhoogd. Dergelijke groep mag niet meer dan één van de drie criteria overschrijden, die voortaan als volgt zijn:
- Jaaromzet: 34.000.000 EUR
- Balanstotaal: 17.000.000 EUR
- Jaargemiddeld van het personeelsbestand: 250
5. Inwerkingtreding
De nieuwe regels zijn van toepassing op de boekjaren die een aanvang nemen na 31 december 2015. Er geldt een uitzondering voor de nieuwe regeling inzake de uitgestelde werking, dewelke niet van toepassing zijn op het eerste boekjaar aangevangen na 31 december 2015.