10/02/16

Belangrijke aanpassingen voor de aanvullende pensioenen en “SWT” (brugpensioen)

De wetgever heeft recent de regelgeving op het aanvullend pensioen gewijzigd om het duurzaam en het aanvullend karakter ervan te waarborgen en te versterken.

Daarenboven werden bepaalde bijzondere sociale zekerheidsbijdragen, verschuldigd op bedrijfstoeslagen op sommige sociale uitkeringen, verhoogd. Deze maatregel beoogt de vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt te ontmoedigen.

De wet van 18 december 2015 tot waarborging van de duurzaamheid en het sociale karakter van de aanvullende pensioenen werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 24 december 2015. De maatregelen trachten de houdbaarheid van het stelsel van aanvullende pensioenen te verzekeren voor de toekomst.

Daarnaast bevat de Programmawet van 26 december 2015, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 30 december 2015, enkele bepalingen die voorzien in de verhoging van de bijzondere sociale zekerheidsbijdragen op bedrijfstoeslagen bovenop onderbrekingsuitkeringen of werkloosheidsuitkeringen door de RVA. Hiermee wenst de regering de vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt minder aantrekkelijk te maken.

Hieronder gaan wij dieper in op de belangrijkste punten uit deze wetgeving.

1. Rendementsgarantie

De Wet Aanvullende Pensioenen (WAP) voorziet in een rendementsgarantie op de betaalde bijdragen. Onder bepaalde voorwaarden, moet dit rendement gewaarborgd worden door de onderneming die de verbintenis aangaat of het pensioenfonds zelf. 

Tot 31 december 2015 bedroeg de rendementsgarantie 3,25% voor de werkgeversbijdragen en 3,75% voor de persoonlijke bijdragen. Deze rendementsgarantie moet niet op elk moment gewaarborgd worden, maar wel in geval van uitreding van de aangeslotene, zijn pensionering of de herroeping van de pensioentoezegging. 

Vanaf 1 januari 2016 wordt deze vaste rendementsgarantie vervangen door een variabele waarborgrente. Vanaf nu wordt zij gekoppeld aan het rendement van de lineaire obligaties van de Belgische staat op 10 jaar.

In elk geval wordt een minimumgarantie voorzien van 1,75% en een maximale waarborgrente van 3,75%. De rendementsgarantie bedraagt vanaf 1 januari 2016 bijgevolg 1,75%.

De toepassing van deze rendementsgarantie verschilt naargelang gebruik gemaakt wordt van de horizontale of de verticale methode.

De horizontale methode houdt in dat een bepaald resultaat gewaarborgd wordt op de betaalde bijdragen tot op de pensioenleeftijd. In dit geval zal de oude rentevoet gewaarborgd blijven tot aan de uittreding voor de bijdragen gestort tot op het moment van de wijziging, en de nieuwe rentevoet wordt toegepast op de bijdragen vanaf de wijziging tot aan de uittreding. 

De verticale methode houdt in dat de nieuwe rentevoet wordt toegepast op het bedrag bekomen door de kapitalisatie van de interesten volgens de oude rentevoet op het moment van de wijziging. 

2. Overlijdensdekking bij uittreding

Wanneer een werknemer zijn werkgever verlaat waarbij hij genoot van een vorm van aanvullend pensioen, werden de opgebouwde pensioenreserves overgedragen naar een onthaalstructuur. Op deze onthaalstructuur zijn andere voorwaarden van toepassing, hetgeen veelal negatieve gevolgen had voor de aangeslotene.

Om dit te vermijden, heeft de aangeslotene voortaan de mogelijkheid om bij uittreding, een minimale overlijdensdekking te genieten zonder overdracht van de pensioenreserves en de verworven reserves te laten bij de pensioeninstelling waarbij zijn ex-werkgever was aangesloten. 

Het bedrag van de overlijdensdekking zal dan gelijk zijn aan het bedrag van de verworven reserves. 

De inrichter moet de aangeslotene van deze mogelijkheid op de hoogste stellen op het moment van zijn uittreding. De aangeslotene beschikt dan over een termijn van 1 jaar om al dan niet voor deze overlijdensdekking te kiezen.

3. Versterkt aanvullend karakter van de aanvullende pensioenen

De regering heeft eveneens enkele maatregelen ingevoerd die tot doel hebben het aanvullend karakter van het aanvullend pensioen t.o.v. het wettelijke pensioen te benadrukken.

Zo kan het aanvullend pensioen voortaan slechts worden uitbetaald wanneer de wettelijke pensioenleeftijd wordt bereikt. Ook de pensioenleeftijd bepaalt in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst mag niet lager zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd, momenteel bepaald op 65 jaar.

Daarnaast is het uitdrukkelijk verboden om bepalingen te voorzien in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst die een vervroegd vertrek aanmoedigen.  

De wet voorziet evenwel in enkele overgangsmaatregelen voor oudere werknemers vanaf 55 jaar in 2016.

4. Verhoogde werkgeversbijdragen op aanvullende uitkeringen bij sociale prestaties

Teneinde de vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt te ontraden, heeft de wetgever de werkgeversbijdragen op bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen op sociale uitkeringen verhoogd.

De maatregel is van toepassing op de bedrijfstoeslagen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) en op de aanvullende vergoedingen bovenop de uitkeringen bij volledige werkloosheid en uitkeringen bij bepaalde vormen van tijdskrediet. 

Op deze vergoedingen zijn geen gewone sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd, maar wel bijzondere werkgeversbijdragen en persoonlijke inhoudingen.

De programmawet van 26 december 2015 verhoogt vanaf 1 januari 2016 de percentages van de werkgeversbijdragen door ze te vermenigvuldigen met een coëfficiënt van 1,25 voor de profitsector en een coëfficiënt van 2,25 voor de non-profitsector.

Meer info over deze bijzondere sociale zekerheidsbijdragen vindt u hier.

dotted_texture