Wanneer een franchisegever een handelshuurovereenkomst sluit, om deze nadien in onderhuur te geven aan haar franchisenemer is het doorgaans zijn bedoeling ten allen tijde hoofdhuurder te blijven van de handelshuurovereenkomst.
Dit is echter niet vanzelfsprekend en is enkel mogelijk indien uitdrukkelijk in de franchise-overeenkomst wordt gesteld dat partijen de volle en exclusieve eigenaars blijven van hun res-pectievelijke handelsfondsen.
Overeenkomstig artikel 11, I, 2de alinea van de Wet op de Handelshuur van 30 mei 1951 wordt een volledige onderverhuring die samengaat met overdracht van de handelszaak immers ge-lijkgesteld met overdracht van huur, hetgeen aanzienlijke gevolgen heeft gelet op het feit dat bij overdracht van de gezamenlijke rechten van de hoofdhuurder, de overnemer rechtstreekse huurder wordt van de verhuurder (art. 11, I, 1ste alinea van de Wet op de Handelshuur van 30 mei 1951).
In deze hypothese valt de franchisegever er als het ware tussenuit en kan hij geen rechten meer putten uit de handelshuurovereenkomst, terwijl hij daarentegen wel hoofdelijk gehouden blijft als oorspronkelijke huurder tot alle uit de aanvankelijke huur voortvloeiende verplichtingen overeenkomstig artikel 11,III van de Wet op de Handelshuur van 30 mei 1951.
Indien de franchisegever een dergelijke situatie wenst te voorkomen is het van belang één en ander te stipuleren.
Voor de concrete uitwerking ervan wordt aanbevolen een raadsman te raadplegen, vertrouwd met deze materie, alvorens tot ondertekening van de handelshuurovereenkomst en de franchi-seovereenkomst over te gaan.