De uitsluiting van de bank- en verzekeringsagenten uit het toepassingsgebied van titel II van boek X van het Wetboek van Economisch recht betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten ingevolge de wet van 2 april 2014 maakt volgens het arrest van 15 oktober 2015 van het Grondwettelijk Hof geen schending uit van het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van niet-discriminatie.
Sommigen waren een andere mening toegedaan : door de uitsluiting van de bank- en verzekeringsagenten uit het toepassingsgebied van de wettelijke bepalingen inzake de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten is er heel wat belangrijke informatie die zij niet voorafgaand aan het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst ontvangen, terwijl iedere andere handelsagent die wel vooraf krijgt.
Benoit Simpelaere, partner DBB, legt uit dat dit verschil in behandeling echter gesteund is op een objectief criterium : de bank- en verzekeringsagenten oefenen hun activiteiten uit in een specifieke sector, waarop een specifieke reglementering van toepassing is, terwijl de andere handelsagenten hun activiteiten niet uitoefenen in een specifiek gereglementeerde sector.
De wetgeving inzake de precontractuele informatie heeft als doel een evenwicht te vinden in de precontractuele fase door er voor te zorgen dat de zwakkere partij (zijnde degene die het recht verkrijgt om een commerciële formule te gebruiken) zo volledig mogelijk wordt geïnformeerd over de rechten en de plichten die uit de overeenkomst voortvloeien en over de economische context waarin de overeenkomst thuishoort, doch zonder afbreuk te doen aan de contractuele vrijheid van de partijen.
Door de specifieke reglementering die op hen van toepassing is hebben de bank- en verzekeringsagenten de verplichting om hun opleiding, hun ervaring en hun kennis van de sector waarbinnen zij verbintenissen aangaan te bewijzen, alvorens zich als bank- op verzekeringsagent te kunnen vestigen. Dit moet hen in staat stellen om commerciële samenwerkingsovereenkomsten te ondertekenen met volle kennis van zaken.
Het Grondwettelijk Hof stelt dat het, gelet op het doel van de wetgeving om personen of agenten te beschermen die niet onderworpen zijn aan specifieke voorwaarden en die dus niet noodzakelijk een doorgedreven opleiding hebben genoten, “niet zonder redelijke verantwoording (is) dat de bank- en verzekeringsagenten zijn uitgesloten uit het toepassingsgebied van de bestreden wet.”
De situatie die voor de bank- en verzekeringsagenten bestond sedert de wetswijziging van 2 april 2014 blijft bijgevolg ongewijzigd : aan hen dient geen ontwerp van overeenkomst en precontractueel informatiedocument voorgelegd te worden één maand voor er tot sluiting van een commerciële samenwerkingsovereenkomst kan worden overgegaan.