In haar arrest van 17 september 2015, heeft het Grondwettelijk Hof twee bepalingen van de wet van 26 december 2013 betreffende de invoering van een eenheidsstatuut, in werking getreden op 1 januari 2014, vernietigd.
De wet van 26 december 2013, “Wet Eenheidsstatuut”, werd aangenomen met het oog op de harmonisering van de opzeggingstermijnen tussen arbeiders en bedienden.
De wet gaf gevolg aan een arrest van het Grondwettelijk Hof van 7 juli 2011, waarin gesteld werd dat het verschil in behandeling, gebaseerd op de aard van het werk (intellectuele arbeid t.o.v. handarbeid), niet langer gerechtvaardigd was.
Hoewel de Wet Eenheidsstatuut een algemene regeling met nieuwe opzeggingstermijnen heeft ingevoerd, behield de wet een verschil ten nadele van arbeiders in bepaalde sectoren. De stelling van de wetgever was dat een onmiddellijke overgang naar de nieuwe opzeggingstermijnen de tewerkstelling in deze sectoren in gevaar zou kunnen brengen.
Er werd bijgevolg een uitzonderlijke regeling ingevoerd.
Voor de arbeiders in de bouwsector, was deze bijzondere regeling niet tijdelijk maar onbeperkt in de tijd, hetgeen de vakbonden hebben aangeklaagd.
Een beroep tot vernietiging werd aldus ingesteld door de drie nationale werknemersorganisaties (ABVV, ACV, ACLVB), hieraan verbonden centrales, voorzitters van deze organisaties, evenals enkele vakbondsafgevaardigden en werknemers.
Het beroep was gericht tegen twee bepalingen van de wet van 26 december 2013.
Wij komen hierbij terug op de inhoud van deze artikelen.
1.
Een bijzondere regeling heeft kortere opzeggingstermijnen ingevoerd dan deze in de algemene regeling, met verschillen die progressief stijgen naarmate de anciënniteit van de werknemer toeneemt.
De afwijkende regeling kan toepassing vinden in de volgende twee gevallen:
- In sectoren waar de opzeggingstermijnen afweken van deze voorzien door de wet van 3 juli 1978, op voorwaarde dat deze termijnen op 31 december 2013 lager waren dan deze voorzien door de nieuwe bijzondere regeling. De wet voorziet dat deze afwijking tijdelijk is : ze zal uiterlijk op 1 januari 2018 eindigen;
- In de bouwsector, voor de arbeiders zonder vaste werkplaats die hun activiteiten uitoefenen op tijdelijke of mobiele werkplaatsen. In tegenstelling tot het eerste geval, is de afwijking hier onbeperkt in de tijd. De bepaling die deze afwijking voorziet wordt bestreden in dit arrest.
De wetgever heeft de invoering van deze afwijkende regeling voor de bouwsector gerechtvaardigd omwille van de schaarste aan arbeidskrachten binnen deze sector en de nood om de sociale bescherming van deze werknemers te vrijwaren, door het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur te bevorderen.
In haar arrest oordeelt het Hof dat deze redenen het in de tijd onbeperkte karakter van de afwijking voor arbeiders uit de bouwsector, niet rechtvaardigen.
Het Hof vernietigt aldus de bestreden bepaling in de mate dat deze een onredelijk verschil behoudt tussen arbeiders en bedienden.
2.
De Wet Eenheidsstatuut heeft eveneens een ontslagcompensatievergoeding ingevoerd.
Deze vergoeding, ten laste van de RVA, is bestemd voor arbeiders die in dienst getreden zijn voor 1 januari 2014, ontslagen werden sedert deze datum, en een anciënniteit hebben van minstens 15 jaar op 1 januari 2015 (deze voorwaarde bedraagt 10 jaar in 2016, en minder dan 10 jaar in 2017).
De opzeggingstermijn wordt deels berekend op basis van de oude wetgeving, zodat de werknemers een nadeel lijden dat deze vergoeding tracht te compenseren. Het bedrag van de vergoeding is gelijk aan het verschil tussen het betaalde bedrag door de werkgever en het bedrag, berekend op basis van de algemene regeling betreffende de nieuwe, voordeligere opzeggingstermijnen.
Ingevolge de bestreden bepaling, kunnen de arbeiders die onder de afwijkende regeling vallen, zoals hierboven uiteengezet, geen recht hebben op deze ontslagcompensatievergoeding.
Het Hof oordeelt dat er geen enkele, redelijke rechtvaardiging bestaat voor dit verschil in behandeling. Ze vernietigt deze bepaling dan ook in zoverre zij bepaalde werknemers, vallend onder de afwijkende regeling, uitsluit.
Te onthouden van dit arrest ?
Met haar arrest van 17 september 2015, vernietigt het Grondwettelijk Hof twee bepalingen van de Wet Eenheidsstatuut.
De eerste bepaling betreft de arbeiders in de bouwsector zonder vaste werkplaats, die hun activiteiten uitoefenen in tijdelijke of mobiele werkplaatsen. Voor deze werknemers, wordt de afwijkende regeling inzake opzeggingstermijnen vernietigd.
De tweede bepaling betreft de ontslagcompensatievergoeding. Het Hof vernietigt de bepaling die arbeiders, vallend onder de afwijkende regeling inzake opzeggingstermijnen, uitsluit van de vergoeding.
Het Hof handhaaft echter de gevolgen van de bestreden bepalingen tot 31 december 2017, opdat de betrokken werkgevers en sectoren zich kunnen voorbereiden op de wijziging.
Na deze datum zullen alle arbeiders, uit alle sectoren, genieten van identieke opzeggingstermijnen.