17/09/10

België voert de strijd tegen namaak op

Op 15 mei 2007 werd in België de wet betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten aangenomen (hierna de “Wet”). België, dat eerder werd bekritiseerd omwille van de lichte straffen die werden opgelegd en het gebrek aan efficiëntie bij het onderzoek naar dergelijke misdrijven, had dus haar regelgeving aangepast zodat deze één van de strengste van Europa werd. Op die manier werden namakers ontmoedigd om in België goederen te produceren en te verhandelen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten (waaronder merken, uitvindingsoctrooien en auteursrechten). Op die manier werd ook de bescherming van intellectuele eigendom verbeterd, waardoor wetenschappelijke, technologische en artistieke innovatie in België werd aangemoedigd.

Een van de voornaamste kenmerken van dit nieuwe regime is de toekenning van bevoegdheden met betrekking tot onderzoek en vaststelling van inbreuken aan de Douane autoriteiten van de FOD Financiën en aan de Dienst Controle en Bemiddeling bij de FOD Economie. Deze diensten zijn nu bevoegd naast de gewone politiediensten. Zij kunnen bovendien een minnelijke schikking voorstellen aan de inbreukmaker (artikel 17 van de Wet).

Inderdaad, nadat zij een inbreuk hebben vastgesteld, kunnen deze diensten het dossier overmaken aan de Procureur des Konings om er gevolg aan te geven. Als zij echter menen dat een inbreuk niet zo zwaar is dat hij een strafrechtelijke vervolging rechtvaardigt, kunnen zij aan de inbreukmaker een voorstel tot minnelijke schikking doen waardoor de strafprocedure uitdooft indien hij afstand doet van de goederen en indien de partij aan wie schade werd berokkend, akkoord gaat geen klacht in te dienen.

Op dit moment maken kleine dossiers zelden het voorwerp uit van vervolging omwille van de overbelasting van de parketten, maar zij kunnen niet het voorwerp uitmaken van een minnelijke regeling. Inderdaad, het koninklijk besluit dat de details van de minnelijke regeling zou moeten regelen (meer bepaald de tarieven en de tariefbepaling, de betaling en de modaliteiten voor de minnelijke regeling, en de modaliteiten van de procedure van afstand en vernietiging van de goederen) werd nog niet aangenomen omwille van een lacune in de Wet. De uitvoeringsbesluiten moeten nu nog opgemaakt worden.

De bepalingen van de Wet lieten namelijk een te grote interpretatiemarge. Het was daarom moeilijk om de budgettaire invloed van het ontwerp van koninklijk besluit in te schatten, nu de verbaliserende overheden riskeerden de bewarings- en vernietigingskosten van in beslag genomen goederen zelf te moeten dragen.

De Raad van Ministers heeft daarom op 13 november 2009 verschillende wijzigingen aan de Wet goedgekeurd om deze lacune op te vullen. Die wijzigingen werden opgenomen in de wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen, meer bepaald in de artikelen 40 tot 44 tot wijziging van de artikelen 13 en 16 van de Wet.

De wetgever heeft een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de administratieve procedure (voorstel tot minnelijke regeling) en de strafrechtelijke procedure die betrekking heeft op de vernietiging van de in beslag genomen goederen. Enerzijds kunnen de agenten van de FOD Economie zonder voorafgaande toestemming van het parket een bevel tot vernietiging uitvaardigen van de goederen waarvan afstand is gedaan ten voordele van de Schatkist en waarop geen enkele aanspraak is gemaakt binnen één maand na de afstand. Deze regel is echter niet van toepassing indien de agenten het dossier hebben overgemaakt aan het parket. Anderzijds kan de Procureur des Konings de vernietiging van de goederen bevelen binnen één maand na het beslag.

Bovendien voorziet de wet nu dat de kosten van de vernietiging en bewaring/opslag van de goederen in ieder geval ten laste zijn van de eigenaar van de goederen behalve indien deze onbekend of onvermogend is. In dat geval zijn de houder van de goederen, de geadresseerde ervan en de houder van de intellectuele eigendomsrechten hoofdelijk gehouden om de kosten te dragen.

Het is echter ook mogelijk dat de namaakgoederen niet worden vernietigd, maar gerecycleerd voor andere doeleinden, zonder echter afbreuk te mogen doen aan de rechten van de merkhouder (procedure van afstand).

De algemene beleidsnota “Ondernemen en Vereenvoudigen” van 5 november 2009 voorziet verder dat de FOD Economie de strijd tegen namaak zal coördineren met de FOD Justitie en de FOD Financiën en vooral zal onderzoeken hoe de opslag en de vernietiging van namaakgoederen het best kan worden georganiseerd door de controlediensten.

Deze vraag blijft dus een punt van discussie. In afwachting van een Koninklijk Besluit terzake, zal de vernietiging van namaakgoederen weliswaar het voorwerp uitmaken van een (hopelijk pragmatisch) regeling, waarbij de kosten jammer genoeg vaak voor de rechtenhouders zullen zijn.

dotted_texture