Op 10 november 2014 werd de Richtlijn betreffende schadevorderingen wegens inbreuken op het mededingingsrecht van het Europees Parlement en de Raad aangenomen. De Richtlijn zal in werking treden op de 20e dag volgend op de publicatie ervan in het Publicatieblad.
Wat?
De Richtlijn legt de beginselen vast voor het bekomen van vergoeding van schade geleden door inbreuken op het mededingingsrecht (mededingingsbeperkende overeenkomsten en misbruik van machtspositie). Het is aan de EU lidstaten om te bepalen hoe zij die beginselen uitwerken binnen hun nationale rechtsorde.
Waarom?
Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen schade lijden door inbreuken op het mededingingsrecht. Zij kunnen bijvoorbeeld het slachtoffer zijn van kartelafspraken omtrent prijzen of marktverdeling die de concurrentie hebben uitgeschakeld en tot hogere prijzen hebben geleid. Slachtoffers van zo'n inbreuken hebben recht op volledige vergoeding van hun schade. Daarvoor kunnen zij zich richten tot de nationale rechtbanken.
Tot op vandaag gebeurt dat weinig, onder meer wegens een gebrek aan duidelijke nationale regels. Zo is het dikwijls niet duidelijk hoe inbreuken op het mededingingsrecht moeten worden bewezen, of binnen welke termijn de vordering dient te worden ingesteld. Slachtoffers ervaren het dan ook vaak als overdreven lastig en kostelijk om de nodige stappen voor de rechter te ondernemen. Dat is vooral zo voor doorsnee consumenten of KMOs.
De Europese Unie wil dit soort private schadevergoedingsacties stimuleren. Zij kunnen dan volwaardig de publieke handhaving van het mededingingsrecht door de Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten flankeren en de volle werking van het mededingingsrecht beter garanderen. De Richtlijn wil dan ook de belangrijkste nationale barrières voor het instellen van private schadevergoedingsacties wegwerken.
Hoe?
De Richtlijn bevat onder meer regels inzake bewijslast, verjaringstermijnen en doorberekeningsverweer (passing-on defence):
- De bewijslast die op de schadelijder rust wordt aanzienlijk verlicht. Om de inbreuk te bewijzen, wordt de toegang tot bewijsmateriaal vergemakkelijkt. In iedere EU lidstaat zal het slachtoffer de nationale rechter kunnen verzoeken dat hij de overmaking beveelt van een bepaald bewijsstuk of categorie van bewijsmateriaal door een andere partij of een derde. Ook zal de finale beslissing van een nationale mededingingsautoriteit in de EU gelden als (begin van) bewijs dat de inbreuk heeft plaatsgevonden en dat er een fout is begaan. Om het bestaan en de omvang van de geleden schade te bewijzen, voert de Richtlijn een weerlegbaar vermoeden in dat een kartel schade veroorzaakt en laat zij de nationale rechter toe de omvang van de schade in bepaalde gevallen te ramen.
- De Richtlijn voorziet een verjaringstermijn van minimum 5 jaar. Deze termijn moet worden geschorst zodra een mededingingsautoriteit een onderzoek naar de inbreuk start, en dat tot ten minste 1 jaar nadat de finale inbreukbeslissing is aangenomen.
- De inbreukpleger kan als verweer aanvoeren dat de eiser de door de inbreuk veroorzaakte meerprijs volledig of gedeeltelijk aan zijn afnemers heeft doorberekend. Het bewijs van doorberekening moet door de inbreukpleger worden geleverd. Tegelijk bevestigt de Richtlijn het principiële recht van de indirecte afnemer op schadevergoeding voor de doorberekende meerprijs. Het bewijzen dat doorberekening heeft plaatsgevonden, wordt voor de indirecte afnemer vergemakkelijkt.
Wat met de publieke handhaving?
De Richtlijn wil de doeltreffendheid van de publieke handhaving van het mededingingsrecht niet in het gedrang brengen. Daarom bevat de Richtlijn een principieel verbod om bepaald bewijsmateriaal dat in het kader van de publieke handhaving tot stand kwam, vrij te geven. Het betreft hier in het bijzonder clementieverklaringen. Ook verklaringen die zijn gedaan in het kader van een schikking, waarbij inbreukplegers de inbreuk erkennen en met de mededingingsautoriteit tot een vergelijk zijn gekomen, staan op de zwarte lijst van documenten die niet kunnen worden vrijgegeven in een nationale rechtszaak.
En nu?
De EU lidstaten hebben twee jaar om de Richtlijn om te zetten in hun nationale rechtsorde.
Wordt vervolgd ...