15/10/14

Tweede verblijf in buitenland te zwaar belast?

Wie eigenaar is van een onroerend goed in het buitenland, moet hiervan melding maken in de aangifte personenbelasting. Meer concreet moet de huurwaarde van het buitenlands onroerend goed aangegeven worden. Deze aangifteplicht wijkt af van hetgeen moet aangegeven worden voor een tweede verblijf in België, nu voor dit onroerend goed enkel het kadastraal inkomen moet aangegeven worden. In een recent arrest heeft het Hof van Justitie nu geoordeeld dat deze verschillende behandeling in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal.

Inkomsten van onroerende goederen worden belastbaar gesteld in de personenbelasting. Voor een onroerend goed dat in België is gelegen, en niet wordt verhuurd (type tweede verblijf) wordt het belastbaar inkomen bepaald op basis van het kadastraal inkomen. Het belastbaar inkomen voor een gelijkaardig onroerend goed in het buitenland, wordt bepaald op basis van de werkelijke huurwaarde. Deze huurwaarde wordt op zich niet belast, maar ze wordt wel in rekening gebracht om de belasting op de andere inkomsten te berekenen (vrijstelling met progressievoorbehoud).

Hoewel het kadastraal inkomen van een in België gelegen onroerend goed wordt geacht overeen te stemmen met de netto huurwaarde ervan (cf. art. 471, § 2 WIB 1992), is dit in realiteit niet zo. Het kadastraal inkomen is de theoretische huurwaarde van een onroerend goed op het referentietijdstip 1 januari 1975. Strikt genomen zou elk kadastraal inkomen om de tien jaar moeten herzien worden (cf. art. 487, § 1 WIB 1992), maar omdat dit in de praktijk niet haalbaar blijkt, wordt het kadastraal inkomen jaarlijks geïndexeerd (art. 518 WIB 1992).

Deze werkwijze leidt tot een verschil in fiscale behandeling tussen een tweede verblijf in België en een tweede verblijf in het buitenland. Voor het tweede verblijf in België wordt bij de taxatie enkel rekening gehouden met het (weliswaar geïndexeerd) kadastraal inkomen. Deze belastbare grondslag ligt in de praktijk aanzienlijk lager dan de belastbare grondslag die in rekening wordt gebracht bij de taxatie van een tweede verblijf in het buitenland, nu hier wordt rekening gehouden met de werkelijke en actuele huurwaarde.

In een arrest van 11 september 2014 heeft het Hof van Justitie nu gesteld dat deze onderscheiden behandeling in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal. Volgens dit principe mag iemand die investeert in een tweede verblijf in het buitenland niet zwaarder belast worden dan iemand die dezelfde investering in het eigen land verricht.

De wetgever zal de Belgische fiscale wetgeving moeten aanpassen om deze onderscheiden behandeling in de toekomst weg te werken. Er zijn eigenlijk maar twee methodes om de ongelijkheid weg te werken: ofwel wordt aanvaard dat men ook voor het tweede verblijf in het buitenland werkt met een fictieve huurwaarde, vergelijkbaar met het Belgische kadastraal inkomen; ofwel wordt voor het Belgisch tweede verblijf rekening gehouden met de werkelijke huurwaarde.

Wie in het verleden in zijn aangifte melding heeft gemaakt van de effectieve huurwaarde van zijn tweede verblijf in het buitenland, kan overwegen om op basis van het recente arrest van het Hof van Justitie een ontheffing aan te vragen. Het arrest kan wellicht beschouwd worden als een ‘nieuw feit' op grond waarvan ontheffing van ambtswege kan gevraagd worden voor alle aanslagen gevestigd sedert 1 januari 2010.

dotted_texture