Voor lozing van het meeste niet-huishoudelijk afvalwater in rioolwaterzuiveringsinfrastructuren (RWZI's) is vaak speciale aandacht nodig en moeten aparte contracten worden opgemaakt. Op 21 februari 2014 heeft de Vlaamse Regering in een besluit een verduidelijkende structuur opgemaakt, die enerzijds bepaalt wanneer een grondige evaluatie en een saneringscontract nodig is tussen een bedrijf en Aquafin (beheerder van de RWZI's), en anderzijds wat de procedure en onderhandelingsruimte dan is om tot dergelijk contract te komen. Dit nieuwe besluit vervangt een bestaand besluit en omzendbrief uit 2005. Een overzicht van de regel en de uitzonderingen, maar ook van enkele eigenaardigheden.
Regel: lozing
Het nieuwe besluit vertrekt van de regel dat bedrijfsafvalwaters die niet onder een uitzondering vallen, in principe kunnen geloosd worden op een RWZI zonder bijkomende voorwaarden.
Maar: vele uitzonderingen
Echter bevat het besluit een aantal ruime uitzonderingsgronden op basis waarvan bepalingen in de milieuvergunning en saneringscontracten moeten worden opgesteld.
1. Als werking of transport wordt verstoord: Vooreerst stelt het besluit dat de regel van vrije lozing enkel geldt "als de werking van de RWZI of het transport naar de RWZI niet wordt verstoord". Dit is een mogelijks riskante en ruime toevoeging aan de regel die deze in principe zou kunnen uithollen: op deze manier zou Aquafin of andere belanghebbenden telkens kunnen stellen dat specifieke saneringscontracten nodig zijn omdat de werking of het transport in het algemeen wordt verstoord. In ieder geval, wanneer de werking of het transport wel en wanneer niet wordt verstoord, zal in de praktijk grotendeels van Aquafin zelf afhangen waarbij het als exploitant niet eenvoudig lijkt om het omgekeerde te bewijzen.
2. Grondige evaluatie: Ten tweede wordt een grondige evaluatieplicht opgelegd voor de aansluitbaarheid op de RWZI als het bedrijfsafvalwater aan bepaalde criteria voldoet (nl. als een bepaald debiet of een percentage van de capaciteit van de RWZI wordt overschreden). In deze evaluatie gaat men ondermeer de goede werking van de RWZI (hier dan wel objectief gekoppeld aan de naleving van de VLAREM-effluentnormen), verwerkbaarheid van het afvalwater en alternatieven (inzake geschikte oppervlaktewaterlozing) na.
Een opnieuw nogal vreemd artikel in dit besluit, althans vanuit wetgevingstechnisch oogpunt, is artikel 4, dat stelt dat vermelde regels voor evaluatie "gelden als te hanteren regels voor alle diensten en instanties die bij het afvalwaterbeleid betrokken zijn." Dit zou kunnen conflicteren met mogelijks andere besluiten of decreten in de Vlaamse waterregelgeving.
Verschillende instanties wijzen in de grondige evaluatie op het belang van tijdige communicatie over de (dreigende) inwerkingtreding van overstorten en vragen om in de saneringscontracten te verduidelijken wie op welke manier zal instaan voor deze communicatie. De rol van de lokale rioolbeheerder lijkt hierbij cruciaal.
3. Saneringscontract: Indien uit deze evaluatie blijkt dat specifieke investerings- en/of exploitatiemaatregelen vereist zijn, dient een saneringscontract (als bijkomende voorwaarde in de milieuvergunning) te worden overeengekomen tussen Aquafin en de exploitant. Gevolg daarvan zou niet alleen een correctere aanrekening van extra investerings- en exploitatiekoste van openbare waterzuivering moeten zijn, maar ook een adequate beoordeling van welke afvalwaters al dan niet in aanmerking komen voor lozing op RWZI. Dit wordt althans zo door de regelgever en adviesinstanties zoals SERV en Mina-raad naar voren gebracht.
4. Noodlozingen: Voor noodlozingen (dit vindt plaats ten gevolge van een totaal onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis, zich voordoende ten gevolge van overmacht, waardoor het zich van een tijdelijke lozing onderscheidt) geldt het volgende: als uit de beoordeling van het lozen van het bedrijfsafvalwater dat afkomstig is van een noodlozing op de RWZI, blijkt dat het afvalwater potentieel verwerkbaar is op een RWZI, dan dient ook een saneringscontract (als bijkomende voorwaarde in de milieuvergunning) te worden overeengekomen tussen Aquafin en het bedrijf.
Dergelijk saneringscontract kan uiterlijk tot 90 dagen na het einde van de noodlozing gesloten worden, zodat het eigenlijk als een soort verplichte regularisatie na het voorvallen van een noodlozing kan worden gezien. De exploitant is dan wel verantwoordelijk voor het tijdig starten van de contractaanvraag, zodat het contract binnen die 90-dagentermijn ondertekend kan worden, toch is ook Aquafin gehouden aan enkele strikte termijnen om deze termijn te respecteren.
5. Wat met bestaande saneringscontracten?: Behalve in geval van tegenstrijdige wettelijke bepalingen blijven de saneringscontracten die gesloten zijn ter uitvoering van het besluit, geldig.
Aanvraagprocedure saneringscontracten wordt verduidelijkt
In het nieuwe besluit staat een vrij gedetailleerde procedure en strikte termijnen van op welke manier Aquafin en het bedrijf, onder controle van regulator VMM en de bevoegde minister, dergelijke saneringscontracten moeten sluiten.
Kort gesteld loopt de procedure als volgt:
(i) Indiening dossier aanvraag door exploitant aan Aquafin
(ii) Contractsvoorstel Aquafin aan VMM
(iii) Positief advies VMM aan Aquafin
(iv) Bij negatief advies VMM: interventie en (finale) beslissing door minister van Leefmilieu
(v) Aquafin vraagt exploitant te ondertekenen.
Door invoering en verbetering van deze procedure kunnen saneringscontracten nu als quasi volledig gereguleerd worden aanzien: d.w.z. dat het contract voor een groot stuk vooraf door de regelgever/regulator wordt vastgelegd, waardoor duidelijkheid en eenvormigheid wordt gecreeërd, maar waardoor ook minder ruimte voor onderhandeling bestaat tussen de partijen. In de procedure is in beginsel geen onderhandelingsmogelijkheid voorzien voor de exploitant, die enkel in beroep kan gaan bij een voor haar niet-aanvaardbaar contractsvoorstel. Bepaalde vergelijkingen met de energiesector over gereguleerde contracten kunnen worden getrokken (o.m. over de rol van de regulator hierin).
De exploitant kan tegen het contractsvoorstel van Aquafin in beroep gaan bij de minister van Leefmilieu en dient dit beroep in te dienen via de VMM, die het dossier voorbereidt. Ook deze beroepasfase kan een aantal maanden (tot maximaal meer dan zestal maanden!) duren tegen dat een definitieve beslissing kan worden bekomen. Sommige te bewijzen meerkosten kunnen desgevallend worden teruggevorderd door de exploitant.
Conclusie
Het nieuwe besluit zorgt voor een verduidelijking en decretale verankering van de procedures van grondige evaluatie en contractsaanvraag inzake lozing van bedfrijfsavalwater in RWZI's, hetgeen een verbetering is op vlak van transparantie en rechtszekerheid. Weet wel dat saneringscontracten in beginsel op voorhand gereguleerd zijn en dus weinig onderhandelingsruimte laten. Weet ook dat in geval van discussie de advies- en beroepsprocedures zelfs enkele maanden in beslag kunnen nemen. De tijdige en grondige voorbereiding van een goed aanvraagdossier is dus noodzakelijk.
Dit artikel zal eveneens worden gepubliceerd in de volgende editie van het vakblad voor riooltechnologie Riorama, http://www.riorama.be