28/02/14

Het Hof van Beroep te Antwerpen beoordeelt de solden anders dan het Hof van Justitie en het Hof van Cassatie

De regeling van de solden en van de voorafgaande sperperiodes, waarbinnen aankondigingen van prijsverminderingen voor kledij, lederwaren en schoenen, verboden zijn, blijft voor beroering zorgen in de rechtspraak. Zo werd Inno op 6 februari 2014 veroordeeld door het Hof van Beroep te Antwerpen omdat het in de periode die aan de solden voorafging een prijsvermindering had voorgesteld aan haar trouwen klanten met een Advantage-kaart.

De regeling van de solden en van de voorafgaande sperperiodes, waarbinnen aankondigingen van prijsverminderingen voor kledij, lederwaren en schoenen, verboden zijn, blijft voor beroering zorgen in de rechtspraak. Zo werd Inno op 6 februari 2014 veroordeeld door het Hof van Beroep te Antwerpen omdat het in de periode die aan de solden voorafging een prijsvermindering had voorgesteld aan haar trouwe klanten met een Advantage-kaart.

Twee middenstandsverenigingen en een lokale handelaar hadden tegen een prijsvermindering van Inno tijdens de sperperiode een stakingsvordering ingesteld en zowel de eerste rechter als het Hof van Beroep hebben de vordering gegrond verklaard. Inno mocht dus geen aankondigingen van prijsvermindering meer voeren tijdens de sperperiode.

Daarop stapte Inno naar het Hof van Cassatie omdat het meende dat de Belgische regeling inzake de solden en de sperperiode strijdig was met het Europees recht. De Europese Richtlijn inzake marktpraktijken staat immers niet toe dat de lidstaten regels opleggen die strenger zijn dan de Europese Richtlijn. Na een prejudiciële vraag te hebben gesteld aan het Hof van Justitie van de EU (HJEU 15 december 2011, C-126/11), stelde het Hof van Cassatie vast de Belgische wetgever met de regels inzake de solden en de sperperiodes een dubbele doelstelling nastreefde: enerzijds de bescherming van de consument door een betere prijstransparantie te creëren (vaste prijzen tijdens de sperperiode, gevolgd door kortingen tijdens de solden) en anderzijds de bescherming van de ondernemingen (in het bijzonder de “kleinhandel” om beter te kunnen concurreren tegen de grotere handelaars). Omdat de wetgeving dus ook de consument beschermde, was zij strijdig met het Europees recht en dus verbrak het Hof van Cassatie het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dat Inno had veroordeeld (Cass. 2 november 2012, C.090436.N/1).

Het Hof van Beroep te Antwerpen moest zich nu opnieuw over de zaak buigen en verrassend genoeg bevestigde het Hof de veroordeling van Inno wegens schending van de regels inzake de sperperiode. Deze regels zijn volgens het Hof van Beroep te Antwerpen volledig in overeenstemming met het Europees recht. De Belgische wetgever streefde weliswaar een dubbel doel na, maar in werkelijkheid, zo stelt het Hof, heeft de regeling enkel de bescherming van de ondernemingen tot gevolg, niet die van de consumenten. Dus valt de regeling van de solden en de sperperiodes buiten het toepassingsgebied van de Europese Richtlijn en is die Belgische regeling niet strijdig met het Europees recht. Inno dient zich dus aan de Belgische wet te houden en wordt veroordeeld haar aanbiedingen te staken.

Het gevolg van deze zaak is dat de regels inzake de solden en de sperperiodes strikt moeten worden nageleefd en dat het argument dat deze regels strijdig zijn met het Europees recht, geen geldig verweer meer uitmaakt. Onder de nieuwe wetgeving inzake marktpraktijken (de wet van 21 december 2013 die Boek VI invoert in het Wetboek Economisch Recht) voorziet de wetgever voortaan zelf al dat de regels enkel nog de ondernemingen beschermen en niet meer de consument. Zo lang het Europees Hof geen andersluidende uitspraak velt, blijven de strikte regels inzake solden en sperperiodes dus geldig.

dotted_texture