30/06/10

Eerste sociaalrechtelijke rechtspraak over de Wet Continuïteit Ondernemingen

De Arbeidsrechtbank kan de homologatie van een overdracht van onderneming in een gerechtelijke reorganisatieprocedure weigeren wanneer de overnemer niet alle rechten van de werknemers waarborgt en het Sluitingsfonds geen tussenkomst kan garanderen.

1.-
De relatief recente Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (hierna: WCO) verving in 2009 de wet op het gerechtelijk akkoord. De WCO voorziet ondermeer de mogelijkheid om een onderneming in moeilijkheden te reorganiseren door middel van een overdracht van die onderneming onder gerechtelijk gezag (art. 59 e.v. WCO). Om de overnemer van een dergelijke onderneming rechtszekerheid te verschaffen over de verplichtingen ten aanzien van het over te nemen personeel, voorziet de WCO dat de verkrijger, de vervreemder of, de gerechtsmandataris aan de arbeidsrechtbank de homologatie van de voorgenomen overdracht kunnen vragen, inzoverre de overdrachtovereenkomst betrekking heeft op de rechten van de werknemers. Als de homologatie wordt verleend, dan kan de overnemer tot geen andere verplichtingen gehouden worden dan die welke voorkomen in de akte waarvan de homologatie is gevraagd (art. 61 §5, laatste lid WCO). Met deze bepaling heeft de wetgever de arbeidsrechtbanken een belangrijke nieuwe bevoegdheid gegeven.

Voor zover ons bekend, heeft de Arbeidsrechtbank te Verviers als eerste Belgische arbeidsrechtbank van deze nieuwe bevoegdheid gebruik gemaakt. De Arbeidsrechtbank werd verzocht om zich uit te spreken over een verzoek tot homologatie in het kader van een overdracht van een BVBA onder gerechtelijk gezag. De procedure werd door de gerechtsmandataris ingeleid door middel van verzoekschrift. De Arbeidsrechtbank sprak zich op 16 december 2009 uit bij hoogdringendheid en hoorde vooraf de (beide) werknemers van de BVBA.

2.-
Uit de overname-overeenkomst die ter homologatie voorgelegd werd, bleek dat de overnemer zich ertoe engageerde om de arbeidsovereenkomsten, doch enkel inclusief de anciënniteit van de werknemers te respecteren. De overnemer verbond zich er niet toe de achterstallige lonen – de werknemers waren reeds enkele maanden niet meer betaald – te waarborgen. Ook de betaling van het sociaal passief tegenover de RSZ werd niet gegarandeerd.

De Arbeidsrechtbank te Verviers weigert deze overdrachtovereenkomst te homologeren. De rechtbank motiveert daarbij dat de regel van artikel 61 §1 WCO als principe voorop stelt dat de overnemer gehouden is tot alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, en dat de overige paragrafen van artikel 61 WCO, als uitzonderingen op deze regel, strikt te interpreteren zijn. Zo stelt artikel 61 §3, vierde lid WCO dat de schulden, die op het tijdstip van de overdracht uit de arbeidsovereenkomsten voortvloeien, niet mee overgaan op de verkrijger, althans voor zover deze schulden wettelijk gewaarborgd worden door het Sluitingsfonds. Daarover bevraagd door de gerechtsmandataris heeft het Sluitingsfonds in casu echter laten weten, in de huidige stand van de wetgeving, de bedoelde schulden niet te kunnen waarborgen. De Arbeidsrechtbank stelde vervolgens vast dat de overnemer de achterstallige lonen niet ten laste wenste te nemen, en dat het Sluitingsfonds ze niet ten laste kon nemen. In die omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat de rechten van de werknemers onvoldoende verzekerd waren en weigerde zij de homologatie van de overdracht toe te kennen.

3.-
Het vonnis van 16 december 2009 is belangrijk om twee redenen:

  • het toont aan dat de bevoegdheden van het Sluitingsfonds nog niet aangepast zijn aan de toch niet meer zó nieuwe WCO
  • het toont eveneens aan dat de arbeidsrechtbanken een zekere beoordelingsmarge hebben om de rechten van werknemers te vrijwaren. Keerzijde van deze medaille is echter dat gerechtelijke reorganisatieprocedures door de arbeidsrechtbanken aanzienlijk bemoeilijkt kunnen worden.

dotted_texture