21/01/13

Beroepstermijn voor ‘derde belanghebbende’: Raad voor Vergunningsbetwistingen herhaalt nogmaals de spelregels

Iedereen is intussen vertrouwd met de beroepstermijn van 45 dagen die geldt om een beslissing in laatste administratieve aanleg omtrent een stedenbouwkundige vergunning verder aan te vechten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Klaarblijkelijk stellen er zich in de praktijk nog steeds problemen hoe deze termijn berekend dient te worden, zodat de Raad voor Vergunningsbetwistingen in een recent arrest nogmaals de principes uiteengezet heeft.

A. Aanvang van de termijn

De termijn van 45 dagen kan in het kader van een beslissing omtrent een stedenbouwkundige vergunning aanvangen door 2 startfeiten:

  • Ofwel is dit de (individuele) betekening van de betrokken beslissing Onder ‘betekening’ dient begrepen te worden ‘de aanbieding van de beveiligde zending’ (doorgaans een aangetekend schrijven).

Behoudens bewijs van het tegendeel wordt deze betekening geacht plaats te vinden de werkdag na de datum van de poststempel van de aangetekende brief. Van belang is hierbij eveneens dat de aanbieding door de postdiensten relevant is en dus niet de feitelijke kennisname op een later tijdstip (bv. omdat men op vakantie was, de aangetekende zending pas een week later in het postkantoor heeft afgehaald,…).

  • Ofwel is dit de aanplakking van de betrokken beslissing

In beide gevallen begint de termijn pas te lopen vanaf de dag nadat tot betekening/aanplakking is overgegaan.

Concreet voorbeeld: indien de betekening/aanplakking gebeurt op 1 januari 2013, neemt de beroepstermijn van 45 dagen een aanvang op 2 januari 2013 (de zogenaamde ‘dies a quo’ telt dus niet mee in de berekening).

B. Op welk startfeit moet men zich beroepen?

Of men zich op de betekening, dan wel de aanplakking, als startfeit van de beroepstermijn dient te beroepen, is afhankelijk van welke partij een beroep wenst in te dienen:

  • De betekening geldt als startfeit voor de aanvrager van de vergunning en de betrokken overheden/adviesinstanties.
  • De aanplakking geldt dan weer als startfeit voor derde belanghebbenden die een vergunning verder willen aanvechten.

In een recent arrest van 16 oktober 2012 (nr. A/2012/0412) heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen deze principes (in het bijzonder voor derde belanghebbenden) nogmaals uiteengezet en dit ter bevestiging van haar eerdere rechtspraak ter zake (RvVb. 26 juli 2011, S/2011/0085; A/2012/0350 van 5 september 2012; A/2012/0345 van 4 september 2012)

C. Einde van de termijn

De termijn om een verzoek tot nietigverklaring (al dan niet gekoppeld aan een verzoek tot schorsing) bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen in te dienen loopt af na 45 dagen en dit op straffe van onontvankelijkheid van het inleidende verzoekschrift.

Van belang bij de berekening van deze termijn, is dat de laatste dag (de zogenaamde ‘dies ad quem’) meegerekend dient te worden.

Concreet voorbeeld: Als de termijn een aanvang genomen heeft op 2 januari 2013, loopt deze af op 15 februari 2013. Uiterlijk 15 februari 2013 dient het verzoekschrift dan ook per aangetekend schrijven aan de Raad voor Vergunningsbetwistingen te worden overgemaakt.

Indien de laatste dag van de termijn een zaterdag/zondag en/of wettelijke feestdag zou zijn, dan wordt de termijn automatisch verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

D. Conclusie

Een verzoekschrift bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen dient op zich al aan een hele rits formaliteiten te voldoen, die in bepaalde gevallen evenwel nog herstelbaar zijn. Dit is echter niet het geval met een laattijdig verzoek: eens te laat, definitief te laat met de onontvankelijkheid tot gevolg.

Bij de berekening van de beroepstermijn dient men dus steeds goed na te gaan op welk aanvangsfeit men aangewezen is en kan beter 1 dag te vroeg ingediend worden dan 1 dag te laat.

dotted_texture