Artikel 18, eerste lid, 4° WIB 1992 voorziet onder bepaalde voorwaarden in de herkwalificatie van interest in dividend. Dit is onder meer het geval wanneer een bedrijfsleider een voorschot toestaat aan zijn vennootschap en bij de boeking op rekening-courant de daarop toegepaste rente de “marktrente” overschrijdt. Een veelvuldig voorkomende discussie in de fiscale praktijk is welke interestvoet concreet kan of mag worden toegepast.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, 4° WIB 1992 worden interesten van voorschotten als dividenden gekwalificeerd wanneer één van volgende grenzen is overschreden:
- Ofwel de in artikel 55 gestelde grens, zijnde de marktrente;
- Ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk.
Om na te kunnen gaan welke rentevoet kan worden toegepast door de vennootschap op rentegevende voorschotten die in rekening-courant geboekt werden, dient de marktrente te worden vastgesteld.
In de praktijk wordt regelmatig gebruik gemaakt van de referentierentevoet zoals voor het betrokken jaar vastgesteld bij KB om het voordeel van alle aard te berekenen dat voortvloeit uit het toestaan van goedkope niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd (artikel 18 KB WIB 1992). Deze interestvoet wordt dus toegepast wanneer de bedrijfsleider een debetstand heeft op zijn rekening-courant. Vraag is of deze – vrij hoge – interestvoeten ook mogen toegepast worden op een creditstand.
In een recent vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Bergen werd de toepassing van de referentievoet zoals gebruikt in het kader van de berekening van voordelen van alle aard, aanvaard. In deze procedure had de fiscale administratie nochtans gesteld dat de referentierentevoet diende te worden vastgesteld op basis van het ‘Belgostat’-tarief voor het betrokken jaar , in casu het gemiddelde tarief op de markt voor kredieten van minder dan 1 jaar van maximaal 1.000.000 euro. Deze referentierentevoet ligt een stuk lager is dan de referentierentevoet zoals voorzien in artikel 18 KB WIB 1992.
In het betrokken vonnis oordeelde de rechtbank in Bergen dat in de schoot van een vennootschap een creditsaldo op de rekening-courant economisch gezien kan worden gelijkgesteld met een debetstand. Bijgevolg mogen volgens de rechtbank de interestvoeten voorzien in artikel 18 KB WIB 1992 ook worden toegepast op de creditstand van de rekening-courant. Deze interpretatie valt te verdedigen, gezien een vennootschap vaak dergelijke interestvoeten zou moeten betalen indien een gelijkaardig krediet (bvb. kaskrediet) zou worden aangegaan bij een bank.