- Met de ordonnantie van 15 december 2022 [1] voerde de Brusselse ordonnantiegever een tijdelijke beperking in van de handelshuurprijzen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zie daarover onze eerdere E-Flashes van 3 januari 2023 en van 21 december 2023). Vanaf 22 december 2022 diende immers verplicht een aangepaste indexatieformule te worden toegepast met als gevolg dat de aangepaste huurprijs gedurende één jaar lang het bedrag dat voortvloeit uit de aangepaste indexatieformule niet mocht overschrijden. De bedoeling van deze beperking van de handelshuurprijzen was om de Brusselse handelaars te beschermen tegen de hoge inflatiecijfers.
- Ingevolge het herstel van de energieprijzen in 2023, bleek echter dat de toepassing van de ordonnantie van 15 december 2022 in de praktijk voor een aantal handelshuurders een ongunstige impact met zich meebracht, waardoor het beoogde voordeel van de maatregel werd uitgehold.
- Op 13 oktober 2023[2] werd een nieuwe ordonnantie uitgevaardigd, die de tijdelijke maatregel heeft gewijzigd. Voortaan dienen alle handelshuurovereenkomsten zowel deze die in werking zijn getreden vóór 31 juli 2021 als daarna bij indexatie van de huurprijs – naast de aangepaste indexatieformule ingevoerd bij de ordonnantie van 15 december 2022 – daarbovenop eveneens rekening te houden met het plafond van de gemeenrechtelijke indexatieformule (cfr. artikel 1728bis van het oud Burgerlijk Wetboek).
- Op initiatief van twee vzw’s en twee handelshuurders werd tegen de gewijzigde ordonnantie van 15 december 2022 een vernietiging gevorderd, nu de voorziene maatregelen volgens hen een inbreuk zou uitmaken op (i) de bevoegdheidsverdelende regels, (ii) het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en (iii) tot slot op het eigendomsrecht.
- In haar arrest van 30 mei 2024 is het Grondwettelijk Hof van oordeel dat de tijdelijke beperking van de handelshuurprijzen wel degelijk wettelijk was. [3] Volgens Grondwettelijk hof wordt er niet geraakt aan de nominale waarde van de huurprijs en is geen sprake van een inbreuk op het beginsel van de indexering van de handshuurprijzen.
- Daarenboven oordeelt het Grondwettelijk Hof dat (i) de gewesten wel degelijk bevoegd zijn om regels met betrekking tot indexatie van de handelshuurprijzen op te nemen, (ii) er geen onderscheid moet gemaakt worden tussen de verschillende categorieën van handelshuurders, (iii) het verschil in behandeling tussen handelshuurders en verhuurders wel degelijk mogelijk is en (iv) tot slot dat de maatregel wel degelijk een evenwicht tussen de bescherming van de handelshuurders en de rechten van de verhuurders bewerkstelligt.
- Het vernietigingsberoep werd verworpen.
Dario Petosa
Bruno Stroobants