Artikel 275/5 WIB92 voorziet in een partiële vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid. Een van de vereisten voor de toepassing hiervan is dat de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk qua omvang moesten verrichten. Een verschil in aantal werknemers tussen de opvolgende ploegen resulteerde vaak in de onmogelijkheid om van dit vrijstellingsregime te kunnen genieten. Ook ontstond hier vaak discussie over in geval van controle. De wet van 12 mei 2024 houdende diverse bepalingen voorziet voortaan in een tijdelijke ‘pro rata’ regeling (tot aanslagjaar 2027) en dit met retroactieve (!) ingang vanaf 1 januari 2021.
Ondernemingen die ploegenarbeid verrichten en daarvoor een ploegenpremie betalen, genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Hoewel de bedrijfsvoorheffing moet worden ingehouden op het door de werkgever aan de werknemer betaalde loon, is de werkgever vrijgesteld van de doorstorting aan de Schatkist van een bedrag aan bedrijfsvoorheffing dat overeenstemt met 22,8% van het totale belastbare loon van alle werknemers die in ploegen tewerkgesteld zijn.
Om voor deze vrijstelling in aanmerking te komen, moet cumulatief aan verschillende voorwaarden zijn voldaan, waaronder de vereiste dat er ploegenarbeid wordt verricht.
Om te spreken van ploegenarbeid, vereist de ‘klassieke’ regeling dat:
- het werk wordt uitgevoerd in ten minste twee ploegen van ten minste twee werknemers;
- de ploegen hetzelfde werk uitvoeren, zowel wat qua inhoud als omvang;
- de ploegen elkaar opvolgen zonder onderbreking;
- en zonder overlapping van meer dan een vierde van de dagtaken tussen de opeenvolgende ploegen.
De vereiste dat de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten verrichten, resulteerde frequent in de onmogelijkheid om de vrijstelling toe te passen indien er grote verschillen waren tussen het aantal werknemers per opeenvolgende ploeg.
Een nieuwe paragraaf 1/1 in artikel 275/5 WIB92 voorziet voortaan in een pro rata vrijstelling bij verschillen in omvang van werk tussen de opeenvolgende ploegen. Hiermee wordt bedoeld dat – indien alle andere voorwaarden van het klassieke artikel 275/5 WIB92 zijn voldaan - de vrijstelling nog steeds toegepast kan worden, maar pro rata verminderd wordt in functie van het verschil in omvang van werk tussen de opeenvolgende ploegen.
In eerste instantie wordt de klassieke, integrale vrijstelling berekend (‘basisbedrag’). Vervolgens wordt voor elke werkdag dat er ploegenarbeid wordt verricht in die maand, enerzijds het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen ten opzichte van de ploeg met de kleinste omvang van het werk vastgesteld, en anderzijds de totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen.
Daarna wordt de afwijking op de omvang van het werk vastgesteld door middel van een breuk en uitgedrukt als een percentage, met in de teller de som van het voor elke werkdag van die maand vastgestelde verschil in omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen en in de noemer de som van de voor elke werkdag van die maand vastgestelde totale omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen.
Tot slot wordt het bedrag van de niet door te storten bedrijfsvoorheffing bepaald door het ‘basisbedrag’ verhoudingsgewijs te verminderen op basis van het vastgestelde percentage van de afwijking van de omvang van het werk.
Deze regeling wordt retroactief ingevoerd en dit vanaf 1 januari 2021, maar zal in principe een einde nemen vanaf aanslagjaar 2027.
Aandachtspunt
Ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht, maar waarvoor de vereiste dat de ploegen hetzelfde werk qua omvang moeten verrichten een hinderpaal was, zullen voortaan deze vrijstelling kunnen toepassen.
Vaak zal het ook mogelijk zijn om de toepassing retroactief toe te passen, ook al had men dit in het verleden niet gedaan.
Ook in geval van discussie in het kader van een controle, kan de nieuwe regeling toelaten de financiële impact van eventuele rechtzettingen beperken.